The Visitors Phantasy of the Artist as the Absent Foreigner [1]

The Incredible Shrinking Man. 1957, USA, geregisseerd door Jack Arnold
In de film The Incredible Shrinking Man uit 1957, raakt Scott, echtgenoot uit de sociale middenklasse, tijdens een romantische boottocht met zijn vrouw Louise gehuld in een vreemde mist op het zonnedek, die een glinsterend residu achterlaat op zijn lichaam. Louise, in de hut beneden, heeft geen last van de wolk. Het stel denkt er niet meer aan, tot na verloop van tijd Scott begint af te vallen. Ze schrijven het toe aan het dieet van Scott, maar al snel wordt duidelijk dat hij krimpt. Wanneer zijn dokter het fenomeen niet kan verklaren, wordt Scott doorgestuurd naar een specialist. Na een reeks tests blijkt dat Scotts krimp het gevolg is van blootstelling aan een unieke combinatie van een specifieke insecticide en nucleaire neerslag. Het is niet te zeggen of Scott ooit zal stoppen met krimpen: erger nog, hij wordt niet beter.
De Raad voor Cultuur is leidend voor de inrichting van het culturele stelsel in Nederland. Hun adviezen bepalen, in opdracht van de staatssecretaris voor Cultuur en Media – strategisch adviseur van regering en parlement aan het OCW[2] – de hoofdlijnen van het culturele beleid in Nederland en de inrichting van het culturele stelsel.
In het advies ‘Toegang Tot Cultuur: Op weg naar een nieuw bestel in 2029’ wordt een nieuw rijkscultuurfonds voorgesteld – een fusie uit de voormalige zes rijkscultuurfondsen[3] en de kleine BIS – dat de kaders uitzet waar musea, theaters, het film- en literaire veld haar programmering op baseert.
Het advies stelt een diagnose van de huidige staat van de inrichting van het culturele vraag en aanbod[4] en neemt de verdeling van publieke middelen als uitgangspunt. Het vat de definitie van kunst en cultuurbeoefening ruimer op, en geeft antwoord op de aan zichzelf gestelde vraag hoe dit financieringsstelsel verbeterd kan worden door de weeffouten[5] in het huidige systeem te herstellen. In dit stuk zullen we via verschillende aspecten van de diagnose die wordt gesteld, het fundament van het advies – dat wij als constructivistisch beschouwen – diagnosticeren, om zo de onderliggende politieke visie te duiden. Aan de hand van de voorgestelde ingrepen[6] uit het advies blijft een reconstructie van de ideologie van de adviseur over. We gaan in op de logica van democratisering van vraag en aanbod in de culturele sector, de definiëring van de amateur, en hoe de apparatus van welzijn wordt ingezet. Wat op het eerste oog een genereuze en inclusieve herstructurering van de cultuursector lijkt, blijkt, wanneer het stof is neergedaald, een optische illusie te zijn.
de pitch van de adviseur
“…Later, when I became interested in painting, I found an opportunity to help those whom I considered great painters, to be an intermediary between them and the public, to clear their way, and to spare them financial anxieties. If the profession of art dealer has any moral justification, it can only be that.”[7]
In het advies komt een diagnose van de culturele sector naar voren die niet alleen feiten weergeeft, maar ze sturend interpreteert. Het spreekt de intentie uit om het veld zeggenschap te geven over kwaliteitsnormen[8], maar hiervoor wordt eerst een beeld van het veld door de adviseur geschetst. In dit beeld wordt een kader gevormd vanuit een selectieve definiëring van weeffouten[9] van het bestaande subsidiebestel. Ruimte voor diversiteit in ideologieën en antagonistische perspectieven wordt hiermee nog verder ingeperkt dan nu het geval is. Radicale diversiteit is vergelijkbaar met noise, die niet gereguleerd kan worden tot representatie. Het liefst hadden we gelezen dat de adviseurs ook de eigen politieke bias hadden geduid en daarmee gerelativeerd. Onze stelling is dat om multipliciteit[10] te waarborgen, antagonistische en conflicterende perspectieven en bronnen constitutief moeten zijn.
De propagandagraad van het advies wordt zichtbaar door het gebrek aan inhoudelijke motivering en politieke transparantie. Om argumenten te stutten worden bronnen aangehaald die dienen als replicatie van de eigen diagnose, waardoor het lijkt alsof het advies middels een petitie tot stand is gekomen.
Dat het deel uitmaakt van een macropolitieke strategie is niet evident in de adviestekst, omdat het zich presenteert als bemiddelaar van stemmen uit de sector[11]. In een zichzelf bevestigende gretigheid reduceert de adviseur de aangeboden multifocale waarden tot methodologische ondersteuning van bestaande systemen en liberale trends. Dit blijkt uit de selectie van vertegenwoordigers uit verschillende hoeken van het veld, van wie kan worden uitgegaan dat ze instemmend tegenover een beleid staan waarmee ze zichzelf tot nu toe in stand houden. Zoals Rusland Bolivia in staat stelde om deel te nemen aan de Biënnale van Venetië door hun een paviljoen in de Giardini uit te lenen[12] in de hoop op toegang tot meer lithium, wordt ook door de adviseurs het extractivistische gebaar van het uit handen geven van de adviserende rol weinig overtuigend verhuld.[13] Op basis van verschillende onbezoldigde gesprekken komt het advies tot stand, waarmee het claimt representatief en democratisch te zijn, en aan zelfbeschikking worden voorwaarden gesteld.
Wanneer het einddoel partijdig is, kan het niet inclusief zijn. Zo dient inclusiviteit in dit advies een politiek doel dat de uitsluiting van alternatieve diagnoses bewerkstelligt. Ook het canon is een doelwit in dit advies, maar wordt als een geaccepteerde empirische werkelijkheid overgelaten aan de verbeelding van de lezer. Welk canon wordt hier bedoeld? In de traditionele canon mist de door de adviseur geschetste minderheid in de geïnstitutionaliseerde omgeving. Echter, het huidige canon bestaat al uit een veld waarin de commodificatie van marginalisatie tot gesubsidieerde carrières leidt. Het advies borduurt voort op deze dominante marginalisatiesymboliek om de eigen agenda tot formeel beleid te kunnen realiseren.
Er is een langlopend proces aan voorafgegaan dat uitmond in een kunstsector die al veel op haar potentiële autonomie heeft ingeleverd en is in die zin uiterst verzwakt om nog een verschil te kunnen maken en agenderend te kunnen zijn. Juist op een moment dat het veld zich het meest geëngageerd en geëmancipeerd ziet, terwijl het enkel elkaar bevestigt, krijgt de adviseur de mogelijkheid het veld een genadeklap te geven.
Maatschappelijk geëngageerde kunst, politieke kunst, artistic research, kunst uit cultural studies, bio art, critical design art, kunst als ondernemerschap, the commons, en kunst als social work zijn het resultaat van de zelflegitimeringscrisis van de sector. Deze ziet zich niet capabel om te agenderen vanuit het verschil in relatie tot de status quo, maar stelt zich volgend vanuit een veronderstelde ‘artisticiteit[14]’. Haar logica stemt ze steeds verder af op die van de politieke agenda, om de toekenning van publieke middelen aan de kunstsector te legitimeren, terwijl sociale, politieke, economische en klimaatgerelateerde problemen blijven verslechteren. Bovengenoemde vertakkingen van de hedendaagse kunst zijn, in hun consequentieloosheid, al verregaand gecommodificeerd. Hierdoor wordt kunst in de huidige staat ironisch genoeg juist gedepolitiseerd, en verworden de categorieën tot esthetische fetish-objecten, zonder de urgentie waarmee een nieuwe beweging tot stand kan komen. Zo stelt de adviseur zichzelf in staat om de ondervertegenwoordiging van specifieke doelgroepen[15] buiten het veld tot een probleem van het veld te maken. Het veld wordt ontoereikend verklaard in het halen van de eerder door zichzelf geagendeerde sociaal-maatschappelijke targets om door de adviseur ondergebracht te kunnen worden in een ander ondergeschoven beleidsvraagstuk: het welzijnsdomein.
u vraagt, wij verdraaien
Het advies schetst een rekbaar veld, waarmee het aanbod op de vraag van het publiek moet worden afgestemd.[16] Haar titel ‘Toegang tot Cultuur’ en de stelling dat ‘er vanuit diverse perspectieven naar kwaliteit wordt gekeken, waarbij er meer waardering is voor de zeggenschap voor publiek en hoe makers en culturele organisaties zich vanuit artisticiteit verhouden tot de samenleving’ geeft de veronderstelling weer dat dit publiek zelf geen cultuur vertegenwoordigt en deze ergens moet halen.[17] De beoordeling van aanvragen wordt gericht op hoe goed deze de uitvoering van dit beleid kunnen faciliteren. Het failliet dat hierdoor ontstaat is dat kwaliteitsnormen diffuus worden[18]. Dit verklaart waarom in het advies het artistieke criterium ‘artisticiteit’, als politieke decoratie of esthetisch bijproduct lijkt te volstaan[19]. Het vragende subject krijgt in toenemende mate een bepalende rol in het vormgeven van het aanbod, en vervult zo ook de rol van het aanvragende subject. Door vraag en aanbod verregaand op elkaar af te stemmen – en zo inwisselbaar te maken – wordt de autonomie van het aanbod ongewenst verklaard, met name in de psyche van de vragende aanvrager[20]. Het ongevraagde aanbod van maatschappelijke verandering die via kunst zou worden vervuld, kan de politiek nu zelf via het veld waarmaken.
Het advies schetst ook het beeld dat het veld de vragende kant is in deze verandering. In de realiteit[21] wordt het onderworpen aan criteria waarin intrinsieke artistieke motivatie en noodzaak geen rol meer spelen. De sector die meer wil dan ‘zich creatief te ontplooien’ wordt door haar nieuwe elitaire imago buitenspel gezet. Het is geen wonder dat het culturele effect van deze politieke manoeuvre de smaak bevestigt van een steeds dominanter wordende consumentengroep. In het veronderstelde wereldbeeld van artisticiteit wordt de verantwoordelijkheid om het publiek te bedienen bij de maker gelegd, paradoxaal genoeg resulterend in kunst die – als de bezoekerscijfers spreken[22] – ook de belastingbetaler niet de moeite waard vindt.
Een veelgehoord argument is dat het hier niet langer om ‘conventionele’ kunstvormen gaat, en dat met deze rek ook de criteria om deze vormen te evalueren verbreed moeten worden. Als hoofdargument wordt het idee van rechtvaardigheid en egalitarisme, lees, inclusiviteit, aangedragen. Hiermee militariseert de raad rechtvaardigheid[23] waarmee het veld wordt voorgehouden om inherent niet tegen het advies te kunnen zijn. Er mist een cruciale reflectie op het effect van deze criteria op kunst; en dat kunst altijd iets excessiefs omvat dat reductie en normering weigert. De samenleving wordt door deze elastische norm van artisticiteit de ervaring van fremdkörper ontnomen, die verder gaat dan het lezen van een opiniestuk of inzicht vergaren via een cultureel praatprogramma. Welk mensbeeld zit hierin verscholen? Een volgend, inwisselbaar subject. Radicale inclusiviteit, en daarmee homogeniteit. Iedereen die door iedereen wordt bevestigd. Een samenleving en sector op pauzestand, waardoor de minste beweging al voor opwinding zorgt: ‘de spanning naar de volgende verwachting moet worden opgevuld met ontspanning.[24]’
De raad versterkt het beeld van een tegenstelling tussen de ‘dominante’ en de ‘marginale’ praktijk, waarbij de marginale lezing een noodzaak voor meer zichtbaarheid krijgt toegeschreven. Dominant, niche, of erger: ‘elitair’ aanwijzen als canon[25] lijkt een luie manier om klantentevredenheid te duiden, niet voortkomend uit een serieuze overweging van kunst waar nog geen publiek voor bestaat. Zo blijven de wijken die bereikt moeten worden, veroordeeld tot co-creatie, hardnekkig ervan uitgaande dat haar inwoners zich tot niets meer moeten verhouden dan ‘Moerwijk Forever’[26] Zou de allocatie van deze vorm van cultuur, die via typecasting tot stand komt, ook met reële economische, culturele of institutionele barrières, die toegankelijkheid daadwerkelijk in de weg staan, te maken kunnen hebben?
In plaats van echt drempelverlagend te werken, en de afstand tussen publiek en ‘ontoegankelijke’ kunst te verkleinen, wordt deze weg ingezet om de smaak van een ongeïnformeerd (gehouden) publiek te bevestigen. Helaas voor het publiek wordt hiermee haar toegang belemmerd tot het verkrijgen van nieuwe inzichten en kritische en interpretatieve vaardigheden: een competentie om te kunnen discrimineren tussen goed en middelmatig. Door de doelgroep alleen een spiegel ter zelfbevestiging voor te houden, wordt de horizon en zicht op een alternatief ontnomen.[27]
We voeden onze kinderen op met de gedachte dat wat ze doen gemotiveerd moet worden door wat de samenleving van hen verwacht. Ruimte voor spontaniteit is een belangrijk middel om een kind het gevoel te geven dat het niet alles langs een meetlat moet leggen voor het iets doet wat van waarde is: het cultiveren van een intrinsieke motivatie is een belangrijk middel om het kind eigenwaarde te geven. Zo kan het een waardering voor en verlangen naar kunst ontwikkelen die geen externe bevestiging nodig heeft zodat het in de loop van zijn leven zelfbeschikking kan waarborgen. Een goede insteek zou zijn om een cultureel klimaat te creëren onafhankelijk van het op dat moment heersende politieke beleid, waar bepaalde doelgroepen alleen in beeld komen dankzij het op dat moment geldende canon, wiens publiek de interesse verliest zodra de trend voorbij is[28].
de amateur als bliksemafleider

“(the artist)… has to be a dropout from the mob mind.. from the collective psychology”[29]
Laten we even een mogelijke empirische gedaante van de amateur overwegen. Voor het publiek dat naast een voltijdbaan zich creatief wil uiten, is Bob Ross een amateurspecialist in de gedaante van het rolmodel van een kunstenaar. Door het genot van het schilderen van landschappen evenredig te maken met een dagje klussen thuis, is deze nieuwe hobby geen life-changing opgave. Binnen een gereguleerd leven introduceert het echter een zekere mate van autonomie. Bob Ross biedt hen een bescheiden ruimte, die niet volledig te reduceren is tot de alledaagse werkelijkheid waarin ze bewust of door de loop van omstandigheden in beland zijn. Ze zien zichzelf bevestigd in hun schilderijen die tot stand zijn gekomen met de tools die Ross hen aanreikt. Binnen het gemeenschapsgevoel dat hij faciliteert wordt ook individualisme ervaren binnen elk huishouden.
Ross legt geen ideologie op, maar biedt iets aan dat pas later blijkt te resoneren. Hij houdt zich niet bezig met strategieën om een onwelwillend publiek naar hem toe te bewegen; ze bieden zich vrijwillig aan. Het is een beangstigende gedachte om je de transformatie van dit publiek en haar schilderijen voor te stellen als deze meegenomen zouden worden in gesubsidieerd cultuurbeleid.
De definitie van de amateur[30] wordt door de raad alleen indirect geimpliceerd via de definitie van de professional,[31] die ze zegt ruimer op te vatten dan volgens haar traditioneel gebruikelijk is[32].’ Deze definitie wordt nergens concreet gemaakt, behalve dat het een tegenwicht moet bieden aan de amateur. In de gebruikte definitie beschikt de professional over een diploma en is hij in staat om via de artistieke praktijk een inkomen te genereren. Een belangrijke omissie in de adviestekst is de verwijzing naar de empirie, waardoor de invulling grotendeels aan de verbeelding wordt overgelaten. Welke actoren in de samenleving de amateur vertegenwoordigen is afhankelijk van de het perspectief van de lezer.
Het volstaan met een indirecte verwijzing, om daarmee niet in te hoeven gaan op de complexiteit van het duiden van de amateur – zelfs niet met behulp van het geconsulteerde veld – duidt erop dat deze abstractie nodig is voor de uitvoering van een bredere politieke agenda. Het advies leest als een linguïstische vertaling die aansluit bij de sentimenten van het culturele canon, wat impliceert dat het voor de raad juist helder is wie ze voor ogen heeft wanneer ze volhardt in het vaag houden van de definitie van de amateur.
Beleidsadvies voor de culturele sector moet in een grotere macro-economische context gezien worden: als de analogie van Bob Ross niet opgaat, waarvoor wordt de amateur dan als pseudoniem ingezet?
gaslighting van de sector
In een analogie van religieus gestuurde politieke staten is het altijd gissen of de politiek de religie drijft of andersom. Geloven de leiders echt in het religieuze dogma waarop ze hun politiek baseren, of wordt deze slechts ingezet om hun politieke doeleinden te legitimeren richting de achterban? Eveneens wordt in liberale democratieën politiek vaak gepresenteerd als probleemoplossend: een pragmatische uitdaging, op te lossen via de common sense van een verlichte samenleving. Het gevolg is dat hiermee de ideologische basis waarmee een probleem geïdentificeerd wordt en de vorm van de daarop volgende oplossing, uit het zicht verdwijnt. Voor de goedgelovigen, die veelal uit routine instemmen met de liberale retoriek, wordt het lastig om de achterliggende politieke tactiek te doorzien.
De staat kan zich genoodzaakt zien om onder de noemer van modieuze termen en thema’s de sociaal-maatschappelijke problemen uit de samenleving aan te snijden. Ironisch genoeg geeft het advies een voorkeur aan een dwingende, systematische en prescriptieve aanpak voor de herinrichting van de culturele sector. De erkenning voor de inzetbaarheid van kunstenaars in andere domeinen wordt genereus geformuleerd, zonder zich te branden aan de implicaties.[33] Doordat de raad echter de eerder genoemde kwaliteitsnormen oprekt en de domeinoverstijging een pleidooi van de sector noemt, wordt de sector omwille van zichzelf tot verantwoording geroepen[34]. De raad schuift het probleem van haar opdrachtgever door, terwijl ze het beeld schetst dat het de sector zelf is die het probleem signaleert. In de volksmond heet deze diagnose gaslighting.
Hiervoor moet de raad eerst bestaande definities uit de kunst en cultuur oprekken om haar arsenaal van mogelijkheden zichtbaar te maken en daarmee van bestaansrecht te voorzien: alsof ze inkomstencategorieën herdefiniëren om te kunnen bewegen tussen de verschillende boxen van de belastingdienst. Door actuele categorieën uit de culturele sector beleidsmatig te herinterpreteren, kan de overheid, de sector volgend, het beeld geven dat er middelen voor een nog inclusievere cultuursector worden vrijgemaakt terwijl ze, zonder stimulering van protest en weerstand, nog verder bezuinigt.
Toch kan deze tekst niet geschreven worden zonder stil te staan bij de medeplichtigheid van de culturele sector zelf[35], die de weg vrij heeft gemaakt voor de totstandkoming van het gedachtegoed dat hieruit spreekt. Een ‘bottom-up’ agendering van overheidsbeleid voor de sector is alleen mogelijk wanneer collectieve actie en solidariteit plaatsvinden, zoals recent bleek met het Cultuurplan Rotterdam 2025-2028[36], wat hoopgevend is, maar vooralsnog onmogelijk bleek bij landelijke subsidiegevers zoals het Mondriaanfonds.
De uitkomst is dat de sector uiteindelijk niet meer sturend kan zijn in beleidsvorming: je kunt je afvragen of nieuwe bewegingen zich vanuit de sector nog vrij en onbekommerd van de vraagkant kunnen ontwikkelen, of op steun en erkenning kunnen rekenen wanneer deze niet in lijn zijn met het meerjarenbeleid.
diagnose
De raad borduurt voort op wat er in de kunstwereld allang gaande is, om het nu tot formeel beleid te verklaren. De culturele sector heeft de sociale strijd gecommodificeerd als macht en esthetisch kapitaal door zich in het museum te verankeren om tot dogma te verworden. De verregaande geïnstitutionaliseerde tendens baant de weg vrij voor de raad om haar politieke agenda als de wil van de sector op te leggen. De traditionele avant-garde zag kunst als het ‘buiten’ van dit dogma. In een dialectische omdraaiing wordt hier het welzijnsdomein – het politieke hoofdpijndossier, het ‘buiten’ van de sector – in haar ecosysteem geïntegreerd. Wat wij willen benadrukken is de erkenning dat de handeling en diens representatie tegenstrijdig zijn, terwijl de representatie uiteindelijk bepalend is voor de beeldvorming die de handeling onzichtbaar maakt en de implementatie van nieuw beleid voorbereid. Een van de redenen dat deze paradox ongezien blijft, en niet ter discussie wordt gesteld, komt door de goede marketingstrategie van de mythevorming van de sociale strijd.
Een andere bestendiging van dit mechanisme is de naïeve overtuiging dat hiermee daadwerkelijk een progressieve en rechtvaardigere wereld van emancipatie, bevrijding en inclusiviteit wordt gerealiseerd. Dit betekent niet dat de adviseurs en hun woordvoerders uit de sector deelgenoot zijn in deze naïviteit uit de sector; ze instrumentaliseren de welwillendheid om te geloven in een geïnternaliseerde mythe. De adviseurs opereren vanuit een onbetwiste ambtelijke positie en veronderstellen een objectieve neutraliteit in lijn met een ogenschijnlijk breed gedragen diagnose[37].
Binnen het dogma is er ook een touwtrek- en machtsstrijd gaande. De gevestigde criticus van de welzijnskunst heeft namelijk hetzelfde doel, en speelt mee uit eigenbelang. Hij doet dit ten koste van zijn retorische vijand, in een poging om diens mythe te vervangen met de zijne. Recent werd het plan aangekondigd dat er een nieuwe adviescommissie wordt opgericht om de onderdrukking van artistieke vrijheid tegen te gaan[38]. Wat op het eerste gehoor als muziek in de oren klinkt, blijkt te gaan om een nieuwe populistische trend die, voor het huidige politieke klimaat, op een goed moment komt. Het is een retorische machtsstrijd, waarbij tegenstellingen worden ingezet om terrein te winnen: beide kunnen zich alleen reactief en vanuit ressentiment[39] legitimeren.
De voorgestelde herstructurering van de sector is een verschuiving[40] zoals in Ter Apel, waar het buiten van het sociale lichaam te kampen heeft met een tekort aan opvangplekken in de weigering om deze in de samenleving te integreren. De strijd lijkt haast een koloniale reflex: die van institutionele territorialisatie omwille van kapitaal en macht. De rol van missionaris wordt aangenomen om de inheemse bevolking – de amateur – via hercontextualisering toe te eigenen om in het canon te passen. De cultuursector wordt zo de afgewezen trust fund dochter van het sociale lichaam[41]. Ze wordt geoormerkt als de locus van zijn aandoeningen, waarin de amateur – de allochtoon in de integratiepolitiek – via een inburgeringscursus geïntegreerd moet worden om een behandeling te krijgen gelijkwaardig aan die van de autochtone kunstenaar. Het uiteindelijke resultaat is een dubbele ontheemding.
Onze diagnose van de diagnose is een adviseur die het welzijnsdomein in staat stelt haar vreemde weefsel te isoleren en onder te brengen bij de cultuursector – die het met open armen ontvangt – om, uiteindelijk, beide te assimileren. Zo ver gekrompen om te passen binnen de marges van het aangegeven discours, heeft de sector de eigen opheffing over zichzelf afgeroepen. De enige manier waarop ze zich kan gaan herstellen is door de oude reactieve reflexen los te laten. Wat daarna komt weet gelukkig niemand.
[1] The last Terminal ll Part 3, 9 september 2023, Rib Rotterdam
[2] Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
[3] Fonds Podiumkunsten, Mondriaanfonds, Fonds voor Cultuurparticipatie, Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, Nederlands Letterenfonds, Het Nederlands Filmfonds
[4] (..) “Ten slotte draagt het stelsel onvoldoende bij aan de toegankelijkheid van cultureel aanbod voor een breed publiek en aan stimulering van de vraag naar cultuur” Raad voor Cultuur, Toegang tot Cultuur: Op weg naar een nieuw bestel in 2029, pagina 37
[5] “.. een inventarisatie van knelpunten en weeffouten in het bestaande systeem” Raad voor Cultuur, Toegang tot Cultuur: Op weg naar een nieuw bestel in 2029, pagina 200
[6] “Een van de manieren is om te scouten; financiers kunnen actief op zoek gaan naar makers, culturele organisaties en projecten. Financierende overheidsinstanties nemen nu meestal een afwachtende houding aan” Raad voor Cultuur, Toegang tot Cultuur: Op weg naar een nieuw bestel in 2029, pagina 158
[7] Francis Crémieux and Daniel-Henry Kahnweiler, Kahnweiler: My Galleries and Painters (publication place: MFA Publications, 2003) 22
[8] “Bij de invulling van het kwaliteitscriterium moet een duidelijke relatie worden gelegd tussen kwaliteit en de doelstellingen van de financierende overheid. Daarvoor is het belangrijk dat overheden expliciteren met welk doel, of met welke doelen, ze makers of culturele organisaties financieren”, Raad voor Cultuur, Toegang tot Cultuur: Op weg naar een nieuw bestel in 2029, pagina 151
[9] “De rijksfinanciering van cultuur geheel onderbrengen bij één landelijk fonds helpt om weeffouten tussen delen van het stelsel te vermijden”. Raad voor Cultuur, Toegang tot Cultuur: Op weg naar een nieuw bestel in 2029, pagina 88
[10]“A multiplicity has porous boundaries and is defined provisionally by its variations and dimensions. Deleuze and Guattari redefine as multiplicities many of the key terms of Western political theory—including race, class, gender, language, state, society, person, and party. Their method aims to render political thinking more nuanced and generous toward difference.” Tampio, Nicholas. “Multiplicity.” Encyclopedia of Political Theory. 2010. SAGE Publications, 30 Aug. 2010
[11] “De raad heeft al die visies en voorstellen te meer gewaardeerd omdat we ervan overtuigd zijn dat toekomstbestendigheid primair een taak is van de sector zelf, waarbij de overheid een faciliterende en ondersteunende rol heeft.” Raad voor Cultuur, Toegang tot Cultuur: Op weg naar een nieuw bestel in 2029, pagina 16
[12]‘Russia Will Lend Its National Pavilion to Bolivia at This Year’s Venice Biennal – Russia has been competing with China for access to Bolivia’s substantial lithium reserve’ artnet, Jo Lawson-Tancred, 21 maart 2024
[13]De raad heeft de teams designbriefs meegegeven met omschrijvingen van de vier speerpunten, randvoorwaarden en een voorzet voor ontwerpvragen, Raad voor Cultuur, Toegang tot Cultuur: Op weg naar een nieuw bestel in 2029, pagina 208
[14] Toegang tot Cultuur: Op weg naar een nieuw bestel in 2029, pagina 9 en 10
[15] “Het stelsel is minder toegankelijk voor culturele organisaties en makers die niet passen in een (enkele) discipline of in het dominante denken over kwaliteit.” Raad voor Cultuur, Toegang tot Cultuur: Op weg naar een nieuw bestel in 2029, pagina 7
[16] “De systematiek moet dienstbaar zijn aan de culturele sector en aan het publiek; aan hun behoeften om te maken en te beleven.” Raad voor Cultuur, Toegang tot Cultuur: Op weg naar een nieuw bestel in 2029, pagina 14
[17] Raad voor Cultuur, Toegang tot Cultuur: Op weg naar een nieuw bestel in 2029, pagina 9
[18] “Ook wordt kwaliteit meer in context beoordeeld. Dat betekent dat disciplines, genres en stijlen op hun eigen merites beoordeeld worden en dat financiers meer rekening houden met de geografische context waarin makers en culturele organisaties werken en hun werk met publiek delen”, Raad voor Cultuur, Toegang tot Cultuur: Op weg naar een nieuw bestel in 2029, pagina 10
[19] Op Encyclo.nl wordt artisticiteit als volgt uitgelegd: Talent tonen in een of enkele vormen van beeldende kunst en cultuur (zoals tekenen, schilderen, ontwerpen (ambachtelijk) vormgeven, fotograferen of filmen, muziek maken).
[20] ‘Van onze regering kun je niets verwachten. Op zo’n moment kunnen de kunsten richtinggevend zijn voor de samenleving’ Jolanda Spoel in Gezocht: nuance, Losse planken, Alex Burghoorn, 21 februari 2025, Volkskrant
[21]“Romkje de Bildt, directeur van het Letterenfonds, vindt echter dat fondsen niet samen hoeven gaan om goed samen te kunnen werken. Ook zonder een grote herziening kan gestart worden met het aanpakken van problemen die de Raad voor Cultuur ziet, zegt ook Viktorien van Hulst, directeur van het Fonds Podiumkunsten, het grootste van de zes rijkscultuurfondsen. Fondsen werken al veel samen, zowel voor de schermen, met gedeelde regelingen, als achter de schermen, met bijvoorbeeld personeelszaken, opleiding en ict.” Het cultuursubsidiestelsel moest ingrijpend op de schop: maar waar blijft die vernieuwing? NRC, Hanna Hosman, 10 februari 2025
[22]De backlash van te ver doorgevoerd publieksbeleid: ‘Luchtballon van Het Nieuwe Instituut loopt gesubsidieerd leeg,’ Kees van der Hoeven, Architectenweb, 15 juli 2020
[23] “Stelselherziening langs de voorgestelde lijnen leidt tot een gelijker speelveld en daarmee tot een grotere kans op financiering voor ondervertegenwoordigde vormen en praktijken.” Toegang tot Cultuur: Op weg naar een nieuw bestel in 2029, pagina 183
[24]Pauzefilmer, Jiskefet, Kees Kolf, https://www.youtube.com/watch?v=bIpVrsiehRs
[25]“(..) deze zijn immers veelal inherent aan de inrichting van het huidige stelsel, aan onderliggende principes en aan de dominante waardenoriëntatie achter het stelsel. In die waardenoriëntatie staan artistieke kwaliteit (smal opgevat), innovatie, autonomie van de kunstenaar, internationale verbondenheid en status centraal. Voor wie hoog scoort op deze waarden, werkt het bestaande stelsel goed.” Raad voor Cultuur, Toegang tot Cultuur: Op weg naar een nieuw bestel in 2029, pagina 25
[26]Moerwijk Forever, Fotomuseum Den Haag, 14 december 2024-18 mei 2025
[27]Als voorbeeld ligt de volgende vergelijking voor de hand: “In Moerwijk Forever zien we de Haagse wijk Moerwijk door de ogen van de kinderen die er wonen. Als vertellers van hun eigen verhaal hebben ze hun dagelijkse bezigheden, dromen en uitdagingen in beeld gebracht. Kinderen van de P.Oosterleeschool en andere jongeren uit de wijk fotografeerden in het afgelopen jaar plekken in de wijk die voor hen van waarde zijn. Uit website.” 2025, Fotomuseum Den Haag, “Renzo Martens onderzoekt de emotionele en economische waarde van Afrika’s belangrijkste exportproduct: gefilmde armoede. Renzo Martens stelt in zijn film Episode 3 – Enjoy Poverty dat het in Afrika niet beter zal worden, dus dat de Afrikanen maar beter kunnen profiteren van hun eigen misère. Hij maakte een kunstwerk met een boodschap in neonletters: Enjoy Poverty.” VPRO Tegenlicht, 2009.
[28] Parallel aan de diagnose van Willem Schinkel over de hedendaagse samenleving: Denken in een tijd van sociale hypochondrie, W. Schinkel, 2005
[29] ‘Creativity is the Fragrance of Individual Freedom’, Bhagwan Sri Rajneesh, Osho talk uit the goose is out #9
[30] Zie ook Amateurism, Julia Bryan-Wilson & Benjamin Piekut, 2019
[31] Toegang tot Cultuur: Op weg naar een nieuw bestel in 2029, pagina 190
[32] Ibid
[33] “In elk geval is het budget voor het stelsel waar dit advies over gaat, lang niet toereikend om ook projecten te financieren waarbij cultuur in andere domeinen wordt ingezet. (..) Het zou verkeerd zijn om het denken over het cultuurbestel en het stelsel voor financiering van cultuur te verwarren met een mogelijk interessante rol van makers, kunstenaars en creatieven elders. Hier is wel relevant dat er veel gebeurt op snijvlakken; kunst niet puur gedreven vanuit het esthetische, maar ook vanuit een maatschappelijke waarde, of bijvoorbeeld met participatie als artistieke strategie.” Toegang tot Cultuur: Op weg naar een nieuw bestel in 2029, pagina 47
[34]In de sector en de politiek klinken pleidooien om vanuit cultuur meer samen te werken met andere domeinen, zoals de zorg of welzijn, Toegang tot Cultuur: Op weg naar een nieuw bestel in 2029, pagina 46
[35] „Autonomie is nog steeds belangrijk, alleen geloof ik niet meer in de mythe van de autonome kunstenaar – in het idee dat een kunstwerk pas een echt kunstwerk is als het onafhankelijk van de buitenwereld bestaat. Kunstwerken ontstaan altijd in een sociale context, in een actualiteit, en daar reageren kunstenaars op – dat kun je niet negeren.” Rein Wolfs: ‘Het Stedelijk heeft de arrogantie achter zich gelaten’, NRC, 9 november 2022
[36]”Positief advies maar geen geld, culturele instellingen vormen collectief en luiden de noodklok”, uit Open Rotterdam, 3 oktober 2024
[37]De raad heeft de teams designbriefs meegegeven met omschrijvingen van de vier speerpunten, randvoorwaarden en een voorzet voor ontwerpvragen, Raad voor Cultuur, Toegang tot Cultuur: Op weg naar een nieuw bestel in 2029, pagina 208
[38] https://www.raadvoorcultuur.nl/actueel/nieuws/2025/02/18/start-adviescommissie-artistieke-vrijheid
[39]een term geïntroduceerd door Nietzsche vanuit wat hij ‘imaginaire wraak’ noemt: waardes binnen deze positie dienen slechts het devalueren van de ‘tegenstander’
[40] In de psychoanalytische theorie wordt verschuiving beschouwd als een verdedigingsmechanisme, waarbij het individu spanningen ontlaadt die bijvoorbeeld geassocieerd worden met vijandigheid en angst, door ze af te reageren op een minder bedreigend doelwit
[41] een term gebruikt door socioloog Willem Schinkel om integratiepolitiek te duiden