De Nederlandse kunstkritiek verkeert in zwaar weer. Financieringsmogelijkheden blijken niet passend en meerdere tijdschriften staan op omvallen. Huidig beleid lijkt het bereik en belang van tijdschriften die kritisch op kunst reflecteren niet te onderschrijven en niet afdoende te ondersteunen. Mister Motley gaf onlangs een duidelijk signaal af: na 22 jaar dreigt het magazine te verdwijnen. Naar aanleiding van deze noodkreet en bredere onrust in het veld vroeg Platform BK aan kunstcriticus Laurens Otto om een rondgang te maken langs tien tijdschriften en online magazines: wat gaat er mis, en wat is er nodig om de situatie te verbeteren?
Wat is kunstkritiek?
Kunstkritiek begon in 1747, toen iemand in Parijs opriep om kunst niet meer in een paleis te tonen, maar in de salon, voor een menigte.[1] Dit luidde een nieuwe tijd in waarin niet het hof, niet het gilde, maar het publiek over kunst kon oordelen. Dus niet het fonds, niet de markt, niet het museum zelf, maar… het publiek. Waar het communicatiedepartement zich richt op doelgroepen, richten kunstcritici, net als kunstenaars, zich tot een ongedefinieerd publiek. Kunstkritiek stelt mensen in staat zich tot een publiek te vormen en maakt daarmee kunst tot een publieke zaak, het maakt kunst publiek. Dat is de democratische functie van kunstkritiek.
Waar staan we nu?
Tot aan de bezuinigingen van toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra in 2011-2012 verstrekte het Mondriaan Fonds (toen nog de Mondriaan Stichting en Fonds BKVB) rond de €400.000 per jaar aan kunsttijdschriften. Na het verbod op overheidssubsidie voor tijdschriften in Zijlstra’s beruchte bezuinigingsronde, werd in 2015 aangekondigd dat tijdschriften vanaf 2017 weer subsidie zouden kunnen aanvragen bij de cultuurfondsen, al werd hiervoor destijds geen extra budget ter beschikking gesteld.[2] Toenmalig minister Jet Bussemaker gaf gevolg aan het advies van de Raad voor Cultuur dat vaktijdschriften steun zouden moeten krijgen vanwege hun belangrijke rol voor debat, reflectie en cultuurvorming.[3] Voor sommige tijdschriften kwam die inhaalslag te laat: Mister Motley ging al in 2013 in digitale vorm verder en Kunstbeeld stopte in 2015 na 39 jaar. De nieuwe regeling waarin tijdschriften structurele subsidie kunnen aanvragen verdwijnt vervolgens geruisloos eind 2020, wanneer men vanwege de coronapandemie hoofdzakelijk met andere dingen bezig is. In al die jaren is gelijktijdig ook de ruimte voor beschouwingen en kunstrecensies in reguliere media afgenomen.
Een parallelle ontwikkeling is dat de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek na 2022 niet meer is uitgereikt. Toen het Mondriaan Fonds in 2008 een deel van de organisatie overnam (oorspronkelijk werd het in 1995 opgericht als de Jan Bart Klasterprijs) vond een naamsverandering plaats om meer nadruk te leggen op het stimuleren van “jong” talent. Vanaf dan werden elke twee jaar in de categorieën Essay en Recensie elk drie verschillende prijzen uitgereikt aan kunstcritici tot en met 35 jaar, met soms nog een derde categorie voor internetkritiek of “innovatieve kunstkritische praktijken”. Winnaars werden begeleid door vakgenoten en mochten in dagbladen en tijdschriften publiceren om zo hun werk verder te verspreiden. De Prijs is altijd breed gedragen door het veld; bij de laatste uitreiking in 2022, werd het stevig ondersteund (ook financieel) door de Appel, Kunstinstituut Melly, Stedelijk Museum Amsterdam, Van Abbemuseum, M Leuven, Vlaams Cultuurhuis de Brakke Grond, Mu.ZEE en Z33.
De kunsttijdschriften (dit omvat ook online magazines, voor de leesbaarheid groepeer ik deze verder onder “tijdschriften”) die momenteel nog bestaan, steunen op een wankele combinatie van abonnementen, losse verkoop, advertentie-inkomsten, institutionele samenwerkingen, partnerschappen, giften, onbetaald werk en (mogelijk) projectsubsidie. Van de in Nederland verspreide tijdschriften kan alleen De Witte Raaf rekenen op structurele subsidie, zij het enkel vanuit het Vlaamse cultuurbestel. In Nederland is de belangrijkste bestaande projectsubsidie de regeling Kunst Media, voor “uitgevers of individuen die werkzaam zijn als curator, criticus, social contentmaker of journalist.”[4] De subsidie kan expliciet niet worden aangevraagd voor reguliere werkzaamheden en doorlopende kosten. Naast inhoudelijke kwaliteit, prevaleert het beoordelingscriterium “innovatieve kwaliteit”. Daarnaast kan de individuele “beschouwer” bij het Mondriaan Fonds subsidie aanvragen om maximaal zes maanden vooronderzoek te doen. Tot voor kort was de maximale periode twaalf maanden.
Ondertussen klinkt er een steeds luidere roep om de tendens te keren waarin het cultuurbeleid minder en minder voorziet in de ondersteuning van kunstkritiek.
Eind 2022 publiceerde Platform BK het onderzoek “Wie betaalt de schrijver in de kunst?” van Jue Yang, dat het precaire bestaan van kunstschrijvers in kaart bracht en het uitblijven van fair practice agendeerde.[5] In november 2023 stuurden negen reflectieplatforms een brandbrief naar de Raad voor Cultuur met de klemmende vraag om de reflectiefunctie te borgen bij de inrichting van het nieuwe cultuurbestel vanaf 2029.[6] Er is vrees dat daarin geen ruimte meer zal zijn voor kritische reflectie. De brief blijft onbeantwoord.
Meer recent, volgend op de noodkreet van Mister Motley dat huidige financiering tekortschiet, organiseerde het online magazine afgelopen maand samen met De Balie een discussie om opties voor structurele veranderingen in het kunstveld aan te dragen.[7] Redacteuren, schrijvers, kunstenaars, curatoren, directeuren, medewerkers van fondsen en voorzitters van de Boekmanstichting, Akademie van Kunsten en AICA Nederland[8] spraken vanuit het podium en het publiek. Nadat Joke de Wolf, voorzitter van AICA Nederland, aankaartte dat de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek niet meer wordt uitgereikt en er geen structurele subsidie meer bestaat voor kunstkritiek, antwoordde een medewerker van het Mondriaan Fonds op dat laatste: “That ship has sailed.”
Om bij de metafoor van het schip te blijven: welke wind waait er en welke koers zou er moeten worden uitgezet? Maar vooral: wie is hier nu het schip?
Onderzoeksmethode en tijdspad
Op 13 mei zijn elf tijdschriften met een vragenlijst benaderd om in kaart te brengen welke problemen en kansen zij zien. De vragen gingen in op positionering, samenwerkingen, financiering en subsidies, verloning, distributie en waardering. Tien tijdschriften – De Witte Raaf, Glean, Hard//hoofd, kunstlicht, Metropolis M, Mister Motley, Museumtijdschrift, Simulacrum, Tangents en Tubelight – hebben op deze vragen gereageerd, meestal in een uitvoerig antwoord van drie kantjes. Op basis van de signalen in de ontvangen reacties en vragen die na de discussieavond op 22 mei in De Balie bleven hangen, heeft Platform BK de volgende dag enkele gerichte vragen aan het Mondriaan Fonds gestuurd. Ook deze antwoorden zijn meegenomen in dit stuk. Verdere ontbrekende informatie is getracht te achterhalen via gesprekken met individuele kunstcritici, journalisten, beleidsmedewerkers en bestuursleden. Op 16 juni is dit stuk aan het Mondriaan Fonds voorgelegd om te checken of eerdere input feitelijk juist verwerkt is.
Resultaten
Dit onderzoek werd oorspronkelijk ingezet omdat Mister Motley urgent signaleerde dat het eigen voorbestaan ongewis was. Uit de resulterende rondgang bleek een omvangrijker probleem: in totaal gaven vier tijdschriften aan niet verder dan enkele maanden vooruit te kunnen – het is onzeker of zij daarna zullen blijven bestaan. Dit gaat zelfs op voor tijdschriften die zich al decennialang bewezen hebben en ogenschijnlijk een solide model hanteren.
Zo heeft Kunstlicht, dat in november haar 45-jarige bestaan viert, een belangrijke financiering verloren toen een onderzoeksinstituut dat hen ondersteunde werd ontmanteld en heeft de Vrije Universiteit hen nog geen ondersteuning voor het komende jaar toegezegd. Ook voor drie andere tijdschriften is de continuïteit van inkomsten zo ongewis dat er maar enkele maanden vooruit te plannen is. Binnen de algehele precariteit zijn er ook verschillen. Twee tijdschriften geven aan een geheel gezonde bedrijfsvoering te hebben waarin de redactie wordt betaald, en vier andere betalen weliswaar ook hun redactie maar zijn overstretched in de werkbelasting – zeker als de hoofdredacteur ook nog (deels) verantwoordelijk is voor communicatie, marketing, distributie en fundraising. Onder de vier tijdschriften waar de redactie niet wordt vergoed, worden Tangents en Tubelight gedreven door een redactie die ook elders professioneel werkzaam is. Het pro bono redactiewerk bij de tijdschriften Kunstlicht en Simulacrum wordt verklaard vanuit hun universitaire inbedding. Hier is de geboden ervaring in het schrijven, redigeren en uitgeven de belangrijkste remuneratie. De kwetsbaarheid van deze tijdschriften bestaat vooral uit het steeds opnieuw vinden van mensen die het stokje onbetaald willen overnemen.
Het blijkt dat bijna alle tijdschriften inzetten op een combinatie van een fysiek tijdschrift en een digitaal toegankelijk platform. Museumtijdschrift heeft zelfs een tijdschrift, website en aparte app met eigen publicatieritme. Sommige tijdschriften maken ook nog podcasts, waarvan Mister Motley’s “Kunst is Lang” de bekendste is. De extra belasting van het actief-zijn op meerdere media tegelijk lijkt niet altijd erkend te worden door fondsen. Zo geeft hoofdredacteur Domeniek Ruyters van Metropolis M aan:
Digitaal vraagt ook om veel meer productie. We moeten veel meer doen met minder geld. Alle registers bespelen vergt een enorme inspanning van de tegelijkertijd slinkende redacties. Digitalisering is niet in de plaats gekomen van print, het is erbij gekomen. Dat is iets wat subsidiegevers, sterk gericht op vernieuwing van het medium (en niet zozeer behoud van kwaliteit en inhoud), maar moeilijk lijken te willen erkennen. ‘Oude media’ zijn nog net zo relevant als vroeger, zo niet relevanter.
Gezien die toenemende druk is het verder opvallend dat tijdschriften, hoewel er minder middelen ter beschikking zijn, vaak toch de publicaties in het bestaande ritme proberen voort te zetten. Metropolis M geeft aan drie keer meer stukken te publiceren dan vijftien jaar geleden, toen het blad nog structurele ondersteuning ontving van het Mondriaan Fonds. Om gevolg te geven aan de wens om binnen de beperkte middelen schrijvers en ontwerpers correct te betalen, heeft Tangents besloten om maar één artikel per maand te publiceren.
Samen slaan de tien tijdschriften op twee punten alarm:
- Het belang van tijdschriften wordt erkend door een breed veld van lezers, kunstenaars, instellingen en academies, maar steun vanuit fondsen is niet altijd adequaat. De projectsubsidies die wel bestaan blijken vaak niet toespitst op de behoeftes van tijdschriften.
- Er wordt door de tijdschriften een brede verschraling van kunstkritiek gesignaleerd, en met name een tekort aan diepgravende analyserende stukken.
Alarmpunt 1. Projectsubsidies voor kunstkritiek: een giftig geschenk
De redacteuren van Tangents beschrijven bondig de grootste behoefte: “Er moet meer subsidie zijn die specifiek is gericht op de kosten van de reguliere werkzaamheden van tijdschriften.”[9] Vooral de zes tijdschriften die hun redactie en schrijvers kunnen betalen, geven aan dat er boven alles behoefte is aan structurele subsidie. Bestaande projectsubsidies blijken niet te passen bij hun centrale taakstelling: het kunnen maken van tijdschriften. De oproep om dit te veranderen resoneert sterk:
Hoewel we als Tubelight opereren zonder subsidies, vinden we het belangrijk dat er meer structurele subsidiemogelijkheden komen. Dit zodat platforms kunnen bouwen aan een duurzaam netwerk, en niet van project naar project hoeven te werken. – Jip Hinten, redactie Tubelight
Projectsubsidies passen ons niet. We plannen niet een jaar vooruit. We reageren op het aanbod, dat zien we al decennialang als onze taak. Herintroductie van de structurele ondersteuning zou daarom heel welkom zijn. – Domeniek Ruyters, hoofdredacteur Metropolis M
We hebben er last van dat we minder aanspraak kunnen doen voor fondsen die ons steunen in onze vaste lasten. Fondsen die bij ons passen zijn vaak project-based en verwachten programmering buiten onze vaste vier nummers per jaar. Die tijd en ruimte hebben wij niet. Een vast bedrag per maand, puur voor de kosten (drukkosten en back-office), is de grootste prioriteit. – Vita Ostendorf, co-hoodredacteur Simulacrum
De tijdsbeperking van een projectsubsidie staat niet in verhouding tot het werkelijke ritme van een tijdschrift dat zich duurzaam wil verankeren bij een lezerspubliek. ‘Project’ betekent bovendien dat je gefinancierd wordt voor iets wat boven op de kernwerking van het tijdschrift komt, het betekent met andere woorden extra werk. – Kathleen Weyts, hoofdredacteur GLEAN
Toen structurele subsidie voor tijdschriften vanuit het Mondriaan Fonds in 2020 verdween, kwam daar de regeling Kunst Media voor in de plaats. Twee keer per jaar kan hier subsidie worden aangevraagd “voor onder andere een reeks artikelen, longreads en podcasts die worden gepubliceerd in/op (online) tijdschriften, kranten, social-mediakanalen of andere online platforms.”[10] De grootste complicatie van deze regeling is de eis van “innovatieve kwaliteit”. De bijdrage kan expliciet niet worden aangevraagd voor reguliere werkzaamheden zoals de voortzetting van een bestaand project of werkzaamheden die niet herkenbaar zijn als losstaand project. Dat is best een vreemde hoepel om doorheen te moeten springen, die mogelijk niet duurzaam is:
“Kunst Media, de grootste regeling vanuit het Rijk waar Motley aanspraak op kan maken, confronteert ons met een gebrek aan fundament voor kunstkritiek. Kunst Media is namelijk een projectsubsidie die geenszins de basis ondersteunt die nodig is om als platform überhaupt een aanvraag voor deze specifieke regeling in te dienen. En vervolgens – als deze subsidie wordt toegekend – te begeleiden.” – Laure van den Hout, hoofdredacteur Mister Motley
Tijdschriften worden gedwongen om in een krampachtige houding vernieuwende projecten uit te rollen, terwijl de basisactiviteiten op geen enkele manier geborgd zijn. De drie redacteuren van Tangents, Becket Flannery, Annie Goodner en Isabelle Sully, geven deze gedwongen spagaat zo helder weer, dat ik hen hier uitvoerig citeer:
Het format van de subsidies die op ons van toepassing zijn – we denken hierbij met name aan de regeling Kunst Media van het Mondriaan Fonds, waaruit we dankbaar ondersteuning hebben ontvangen – vereisen vaak dat platforms voor kunstkritiek met een leuk, maf idee komen voor de verspreiding van hun werk (zo maken bijvoorbeeld veel mensen hun eerste podcast via deze subsidiecategorie). Dit betekent dat we gedwongen worden om druk ideeën te bedenken en tijdelijke vaardigheden aan te leren, wat ons afleidt van onze kerntaak: goed opdrachtgeverschap voor schrijvers en ons daarmee richten op het bevorderen van een sterke praktijk van kunstkritiek in Nederland.
Projectsubsidies zoals Kunst Media zijn niet in staat te vatten dat een publicatie vaak een langetermijnproject is en ondersteuning nodig heeft voor dezelfde operationele kosten als een instelling of organisatie. In plaats daarvan lijken fondsen zoals het Mondriaan Fonds publicaties te straffen voor dezelfde langetermijnplanning die ze van instellingen vereisen. In plaats daarvan wordt ons gevraagd om innovatieve (kortetermijn)projecten te bedenken die ons vermogen om het dagelijkse werk van het publiceren, de ondersteuning van schrijvers, redacteuren en ontwerpers, ondermijnen. We hebben minder podcasts nodig, minder gezellige symposia waar 25 mensen naartoe gaan. We hebben subsidies nodig die het creatieve en redactionele werk achter de schermen van een publicatie begrijpen en waarderen. Publicatieplatforms zijn organisaties die structurele basis nodig hebben, punt. Toch lijkt het er in Nederland vaak op dat de (agressieve) druk op presentatie-instellingen om zich te professionaliseren niet van toepassing is op kunstpublicaties. Hierdoor kun je alleen maar opmaken dat het niet serieus wordt genomen. De ironie is hier dat het streven naar groei (en dan ook uitsluitend groei) van kunstinstellingen hand in hand [moet gaan] met een sterk veld van schrijvers. Want hoe komen internationale vakgenoten en ons publiek te weten over tentoonstellingen in Nederland? Via geschreven tekst – die reist daadwerkelijk.[11]
De roep om “innovatie-kwaliteit” van een regeling als Kunst Media is misschien passend als stimulans voor individuele auteurs, maar trekt de kernactiviteit van een tijdschrift uit zijn voegen. Laure van den Hout, hoofdredacteur van Mister Motley, gebruikte in een recent interview de analogie van een huis: mooi ingericht met gordijnen en fijne bank, maar zonder fundament.[12] Een holle roep om “innovatie” gaat echte vernieuwing in de weg zitten, terwijl vernieuwing juist inherent is aan kunstkritiek. Zoals Boris Groys in zijn essay “On the New” stelt, het nieuwe openbaart zich niet from scratch, maar pas door de mediatie van het museum (lees: de kunstwereld als geheel).[13] Het nieuwe is feitelijk al gemaakt: het bevindt zich in ateliers, archieven en collecties, wachtend tot kunstcritici en curatoren dit positioneren en contextualiseren tot iets nieuws. Alle radicale ideeën zijn er al, ze liggen klaar om aan elkaar geknoopt te worden – bijvoorbeeld door kunstcritici met reflecterend vermogen. Hoe krijgen we de fondsen mee in het ondersteunen van initiatieven die al bewezen hebben dit effectief mogelijk te maken?
Alarmpunt 2. Een gebrek aan kritiek
De vraag is niet alleen hoe kunstkritiek gefinancierd kan worden, maar ook welke kunstkritiek er geschreven zou moeten worden. Wat ontbreekt er op dit moment? Uit de gesprekken met tien tijdschriften blijkt vooral dat diepgravende kritische reflectie (in een woord: kritiek!) te weinig podium krijgt. Er is te weinig ruimte voor diepgravende kunstbeschouwing die tegelijkertijd toegankelijk is, kritische reflecties die ingaan op bredere actuele thema’s in de kunstwereld. Te weinig ruimte voor de meer agenderende rol van kunstkritiek: niet alleen bestaand discours verbinden aan wat zich in Nederland afspeelt, maar zelf de uitgangspunten van het debat bepalen. Daarnaast is er te weinig interesse of mogelijkheid vanuit (journalistieke) redacties om institutionele problemen aan de kaak te stellen; liever wordt er aan schrijvers gevraagd zich tot “zuiver” artistieke thema’s te beperken. Systeemfouten zoals structurele misstanden en grensoverschrijdend gedrag bleven daardoor te lang onbesproken.
Er bestaat een braakliggend terrein waar deze kritiek zou kunnen plaatsvinden: het veld tussen het academische journal en het publiekstijdschrift in, het veld dat de actualiteit koppelt aan een bredere kunstgeschiedenis om aan te tonen dat al het nieuwe ook een voorgeschiedenis kent. Media die kunstenaars, academici, historici, curatoren, beleidsmakers, critici en literaire auteurs verenigen en verbinden met een publiek.
Conclusie
Mogelijk is er aan deze twee alarmpunten één conclusie te verbinden. Huidige subsidiemogelijkheden zijn niet adequaat en de essentiële taak van kunstkritiek, diepgravende kritiek, is hierdoor aan het afbrokkelen:
Kunstkritiek is in Nederland al heel lang een van de stiefkindjes in het cultuurbestel. Het discours is geen vanzelfsprekend onderdeel van het kunstveld en wordt gezien als een bijproduct, een afgeleide en krijgt dientengevolge ook een secundaire behandeling bij subsidiegevers. In andere landen wordt daar anders tegenaan gekeken. – Domeniek Ruyters, hoofdredacteur Metropolis M
Het Mondriaan Fonds verwijst naar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en stelt dat het geen expliciete taak heeft gekregen om kunstkritiek te ondersteunen: “Kunstkritiek behoort niet tot de opdracht van het ministerie aan het Mondriaan Fonds.”[14] Toch is er ruimte voor ondersteuning binnen de werking van het fonds.[15] Statutair heeft het Mondriaan Fonds namelijk een vrij brede taak, het in de breedst mogelijke zin bevorderen van beeldende kunst en cultureel erfgoed.[16] Het is onduidelijk waarom deze doelstelling een rechtstreekse en duurzame ondersteuning van kunstkritiek zou beletten, zeker omdat het Mondriaan Fonds voor specialistische kunstpers en kunstkritiek op dit moment het enige landelijke subsidiekanaal is. Bij andere cultuurfondsen bestaan wel meerjarige subsidies, bijvoorbeeld voor architectuur-, design-, en literaire kritiek.
Dan de vraag waarom de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek is opgeschort, terwijl deze door vele verschillende instituten werd gedragen en jarenlang een succesvolle aanjager was voor de carrières van vele kunstcritici.[17] Het Mondriaan Fonds geeft aan: “Het Mondriaan Fonds organiseert de Prijs op eigen initiatief om nieuwe stemmen in het kunstenveld te stimuleren en dat willen we blijven doen. […] In 2022 viel het tegen met de aanmeldingen voor de Prijs, zowel in kwantiteit als in kwaliteit. Daarop zijn we het gesprek aangegaan met de partners hoe verder invulling gegeven kan worden aan de prijs.” Betrokkenen geven aan dat deze bedenkingen hen niet eerder hebben bereikt. Niettemin stelt het Fonds: “Het Mondriaan Fonds wil als initiator een solide en duurzame toekomst voor de Prijs.”
Er is dus voorzichtige hoop dat de Prijs opnieuw geïnstalleerd zal worden. Wel is er sinds de laatste uitreiking in 2022 geen externe coördinator meer betrokken, is de website (tevens het archief van vorige edities) uit de lucht omdat rekeningen niet zijn betaald, en is er nog geen publieke aankondiging geweest over de toekomst van deze Prijs. Terwijl er nog een embargo op dit stuk zat, uitte Eelco van der Lingen, directeur-bestuurder van het Mondriaan Fonds, op sociale kanalen in een persoonlijk communiqué bedenkingen over deze schets. De Prijs zou zijn gestopt omdat er bij gebrek aan inzendingen zou zijn gevraagd een winnaar aan te dragen en omdat de uitslag de diversiteit van de kunstwereld niet weerspiegelde. AICA Nederland ontkracht deze aantijgingen en het bestuur geeft aan dat eerdere toenaderingen om de toekomst van de Prijs te bespreken nog niet vruchtbaar zijn geweest.
Zeker omdat het initiatief zo breed gedragen werd, zou het zonde zijn als deze unieke stimulans verdwijnt. Eerder brachten acht verschillende musea en presentatie-instellingen samen 75% van het totale budget in, dus het doemscenario is dat de gehele pot verdwijnt zodra het Mondriaan Fonds zich zonder overdracht terugtrekt. Op de vraag van Platform BK wat ervoor nodig zou zijn om de Prijs opnieuw uit te reiken, is geen antwoord gekomen. In een later bericht gaf het Fonds aan dat het hoopt de Prijs in 2026 uit te reiken, zonder nader in te gaan op de vorm hiervan.[18] Gezien de expliciete wens van het Mondriaan Fonds om kunstkritiek met projectsubsidies en een Prijs te ondersteunen, zou het goed zijn als daaraan gedegen invulling wordt gegeven.
Hoe verder?
Tot slot, wie is nu dat schip wanneer er “that ship has sailed!” wordt geroepen op de vraag naar het uitblijven van structurele ondersteuning voor kunstkritiek? Het is een geruststellende gedachte dat het Mondriaan Fonds alléén dit schip niet is. Ook het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, waarnaar het fonds weer verwijst, is niet dat schip. Dat schip, dat zijn wij allen samen: kunstcritici, kunstenaars, curatoren, beleidsmedewerkers, bestuurders.
Wellicht is de kunstwereld zich de afgelopen jaren te veel blind gaan staren op het politieke (le politique) en is daarbij de politiek (la politique) uit het oog verloren. Er is een onnodig schot komen te staan tussen aan de ene kant een kunstenveld met radicale ideeën die tandeloos blijven, en aan de andere kant een schijnbaar technocratische politiek: beide zijn wat wereldvreemd. Dat schot zou lager of doorzichter moeten, in ieder geval zal er een kloof moeten worden overbrugd zodat beleid beter kan aansluiten bij de behoeftes uit het veld. Daar ligt een logisch mandaat juist voor de tussenliggende instanties, zoals de Boekmanstichting en AICA, maar zeker ook de Raad voor Cultuur. Ook zou de doorgeslagen bureaucratische druk kunnen worden verlicht die vanuit fondsen doorwerkt op instellingen met als gevolg alsmaar zwaarder wordende departementen voor zakelijke controle, development en marketing – waardoor steeds minder geld overblijft voor programma’s, reflectie en onderzoek.
Kunstenaars worden ondersteund om hun werk te ontwikkelen, en instellingen om op hun beurt dit werk te tonen. De laatste stap, tijdschriften die dit werk naar de mensen brengen, wordt niet afdoende ondervangen. Er zijn veel tentoonstellingen, maar niet genoeg kanalen om al die inspanningen zichtbaar te maken en te bespreken. Nu fondsen zich herpositioneren in de aanloop naar een mogelijk nieuw Cultuurbestel vanaf 2029, bestaat het risico dat kunstkritiek onterecht wordt weggezet als een beperkte niche en nog verder vertrappeld raakt. Want het omgekeerde is waar: het ondersteunen van kunstkritiek is een logische en evidente investering in een democratisch fundament. [19]
Dit is niet zomaar een vraag naar meer geld, maar een voorzet voor fondsen, instellingen en tijdschriften om samen een weg te vinden uit de huidige impasse. Lobbyen is in Nederland een vies woord, maar precies dat zal de komende jaren steeds meer nodig zijn om het belang van kunstkritiek kenbaar te maken en met hand en tand te verdedigen. Er moeten er meer schouders tegen deuren worden gezet die anders langzaam worden gesloten. Lezers, schrijvers, tijdschriften,[20] instellingen[21] en fondsen[22] spelen hierin elk een noodzakelijke rol. In een democratische samenleving is kunstkritiek nodig als levendige essayistische tekstcultuur, om zo kunst te borgen als publiek goed.
Laurens Otto is kunstcriticus, curator en beleidsadviseur, en lid van Platform BK.
[1] Dit was Étienne La Font de Saint-Yenne (1688-1771), met de publicatie van Réflexions sur l’état de la peinture en France, uitgegeven in Den Haag in 1747. Zie voor een uitstekende reflectie op dit tijdsgewricht: Thomas E. Crow, Painters and Public Life in Eighteenth-Century Paris (Yale: 1987).
[2] De volledige uitleg vanuit het Mondriaan Fonds: “In 2013 werd het fonds door het ministerie gesommeerd de ondersteuning van tijdschriften te staken. Later werd ondersteuning toegestaan, maar zonder dat daarvoor budgetten ter beschikking werden gesteld. In 2020 is de mogelijkheid voor structurele subsidies aan tijdschriften beëindigd. De tijdschriften werden voorheen toegekend binnen de meerjarenfinanciering voor presentatieinstellingen. Toekenning ging toen ten koste van toekenning aan een instelling.” Het Mondriaan Fonds in antwoord op vragen van Platform BK, 28 mei 2025
[3] “Nederlandse kunstbladen: inventief”, Arjen Ribben, NRC, 24 juni 2015.
[4] “Deelregeling Kunst Media”, Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden, 31 december 2024
[5] Jue Yang, “Wie betaalt de schrijver in de kunst?”, Platform BK, 1 november 2022. Zie: https://www.platformbk.nl/wie-betaalt-de-schrijver-in-de-kunst/. Oorspronkelijk verschenen in het Engels, “Who’s Paying the Art Writer?” Zie: https://www.platformbk.nl/en/whos-paying-the-art-writer/.
[6] De brief werd verstuurd door negentien redacteuren van Archis/VOLUME, De Reactor, Filmkrant, Hard//hoofd, Metropolis M, Mister Motley, Schokkend Nieuws, Theaterkrant, en Tubelight.
[7] Niet klagen, maar vragen: hoe bouwen we aan een duurzaam kunstenveld?, 22 mei 2025, De Balie, Amsterdam. De avond is integraal terug te zien op www.youtube.com/watch?v=mpfFioqMKyc.
[8] AICA (Association internationale des critiques d’art) werd na de Tweede Wereldoorlog in Parijs opgericht om de kunstkritiek, zwaar verzwakt door repressie onder fascistische bewinden, nieuw leven in te blazen. AICA heeft inmiddels ruim 5000 leden in 95 landen.
[9] Oorspronkelijke tekst: “There needs to be more core funding for the operational costs of publications.”
[10] https://www.mondriaanfonds.nl/subsidie-aanvragen/regelingen/kunst-media/
[11] Het volledige oorspronkelijke citaat van Annie Goodner van Tangents:
“The format of the subsidies that are applicable—in particular we’re thinking of the Mondriaan Art Media grant, which we are grateful to have received—often requires art writing platforms to come up with a fun, kooky idea for the distribution of their work (so many first-time podcasts come out of this grant category, for instance). What this is means is that we are forced to be busy thinking up ideas and building temporary skill sets that end up distracting from the core task of properly commissioning writing, and therefore focusing properly on the fostering of a strong art writing practice in the Netherlands. Project grants such as the Art Media grant fail to understand that a publication is often long-term and requires support for the same operational costs that an institution or organization faces. Instead, funds like Mondriaan seem to punish publications for the same long-term planning that they look for in institutions. Instead, we are asked to come up with innovative (short-term) projects that undermine our abilities to support the day-to-day work of the publication, the support of writers, editors and designers. We need fewer podcasts, fewer buzzy symposia that 25 people attend. We need subsidies that understand and value the behind-the-scenes creative and editorial work that happens inside a publication. Publishing platforms are organisations that need structural grounding, full stop. Yet, in the Netherlands it often feels that the (aggressive) push to professionalise on [the] part of art presentation organisations is not directed towards art publishing. This can only lead one to think that it is not taken seriously. The irony here being that striving for art institutional growth (and growth only) goes hand in hand with a strong writing scene. How do our international peers and audiences first learn about the shows that are happening in the Netherlands? Through writing—it actually travels.”
[12] Jorne Vriens, “In gesprek met Laure van den Hout: ‘Om ons heen kalft het culturele veld steeds verder af,’” in Mister Motley, 16 mei 2025. Zie: https://www.mistermotley.nl/in-gesprek-met-laure-van-den-hout-om-ons-heen-kalft-het-culturele-veld-steeds-verder-af/
[13] Boris Groys, “On the New,” in Res: Anthropology and Aesthetics, no. 38 (2000): 5–23.
[14] Het Mondriaan Fonds in antwoord op vragen van Platform BK, 28 mei 2025.
[15] “Ondanks dat het geen directe opdracht is, ziet het Mondriaan Fonds kunstkritiek in een uiteenlopend aanbod van tijdschriften, online platforms, sociale media en kranten als een belangrijk gegeven binnen de sector. Ook ervaart het Mondriaan Fonds dat er technologische en maatschappelijke ontwikkelingen zijn, die het nodig maken verder te willen kijken dan traditionele opvattingen van kunstkritiek, de media waarbinnen deze geuit wordt en het publiek dat ermee bediend wordt.” Ibidem.
[16] “Het in stand houden, sociaal en geografisch spreiden of anderszins verbreiden van de vraag naar en de productie van beeldende kunst en cultureel erfgoed […] onder andere door het bevorderen van vraag en aanbod en het bevorderen van een voor de beeldende kunst en cultureel erfgoed ontvankelijk klimaat en verder al hetgeen daarmee verband houdt, of daaraan een bijdrage kan leveren, alles in de ruimste zin van het woord.” Zie: “Statuten Mondriaan Fonds,” Staatscourant, no. 3455, 12 februari 2012, zie: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2012-3455.html
[17] Er is enkele jaren terug ook een impactstudie uitgevoerd die aantoonde dat er een causaal verband bestaat tussen het winnen van de prijs en verdere opdrachten en professionele stappen voor kunstcritici. Voor mij was het ontvangen van deze Prijs in 2014 een beslissend moment, zeker omdat ik op dat moment nog studeerde. De gewonnen prijs bestond ook uit een opdracht van Mondriaan Fonds om essays te schrijven over Rana Hamadeh en Saskia Noor van Imhoff in het kader van de Prix de Rome: precies de stimulans die volgende stappen in het “echte” werkveld mogelijk maakt.
[18] Het Mondriaan Fonds in reactie op een voorlopige versie van dit stuk, 16 juni 2025.
[19] In het een recent beleidsplan van het Mondriaan Fonds werd dit ook als zodanig erkend: “Verbinding vraagt om reflectie en bemiddeling, zoals in de vorm van kunstboeken en -tijdschriften of in de vorm van (museaal) onderzoek […]. Het fonds wil […] experiment en kunstkritiek stimuleren in een tijd waarin deze onder druk staan.” Beleidsplan 2017–2020. Verdieping en versterking van de vrijhaven van verbeelding, pp. 11, 30. https://www.mondriaanfonds.nl/app/uploads/2021/08/Beleidsplan-2017-2020.pdf
[20] Tijdschriften proberen zich ondertussen te consolideren. Op initiatief van Simon van den Berg (hoofdredacteur Theaterkrant) en Jochum Veenstra (hoofdredacteur Hard//hoofd) werden op 17 juni in Theater De Richel (Amsterdam) verschillende tijdschriften voor beeldende kunst, film, podiumkunst en literatuur samengebracht om gezamenlijk urgente uitdagingen te bespreken.
[21] Het is ook aan instellingen om bij te dragen aan een ecosysteem dat kunstkritiek waardeert en ondersteunt voorbij handzame recensies. Dit kan bijvoorbeeld door te zorgen dat kunstkritiek in de museumwinkel beschikbaar is, of door alle medewerkers een abonnement cadeau te geven. Tijdschriften kunnen ook ondersteund worden bij het opzetten van een gezamenlijke publieksprogramma’s als deze daar zelf niet de slagkracht voor hebben, zeker als het kleinere en door studenten gerunde tijdschriften betreft.
[22] Een interessante nieuwe stap werd onlangs gezet door Stichting Sub3 van Adyen, die er expliciet naar streeft vertrouwde relaties op te bouwen met haar begunstigden en initiatieven voor meerdere jaren ondersteunt.