Introductie
In de schaduw van vrijwel iedere kunstpraktijk schuilt een pdf. Dit bestand – verborgen in folders en op emailservers, en maandelijks opnieuw opgeslagen – bestaat vaak uit meerdere versies, ieder met een specifieke functie. Het is het soort document dat diep persoonlijk is voor iedereen die er een onderhoudt, en verwijst voornamelijk naar persoonlijke prestaties en creatieve ondernemingen. Het is ook het soort werk dat bijna iedere kunstenaar maakt, gratis, terwijl het toegang mogelijk maakt tot fondsen, verkoop en andere financiële mogelijkheden. Het bestaat meestal uit twee tot drie pagina’s, en omvat tentoonstellingen, onderscheidingen en prijzen.
Dit format is doorgaans natuurlijk bekend als het cv. Sinds het begin van de twintigste eeuw is het onmogelijk om een professionele kunstpraktijk voor te stellen die niet in een cv is gevat. Het kunstenaars-cv is een wijd gehanteerde standaard geworden, en geeft een overzicht van de productie en zichtbaarheid van het werk van een kunstenaar. Het is zowel een schaduw als een voorspelling die vooruitloopt in de richting die een kunstenaar op kan gaan. Theorist Boris Groys ging zelfs zo ver om te beweren dat het cv het ‘echte werk van de hedendaagse kunstenaar’ is.
Ondanks de centrale rol van het cv in de circulatie van hedendaagse kunstpraktijken, is over de kunstgeschiedenis van het cv zelf nauwelijks nagedacht. Deze tekst probeert deze geschiedenis uit te breiden en te laten zien hoe de canonisering van het eerste cv het naar voren schoof als representatie van de kunstpraktijk. Het tweede deel van de tekst bespreekt de rol van de institutionalisering van cv’s in het Nederlandse fondsensysteem. Welke praktijkvormen worden door deze standaardisatie buitengesloten? Ten slotte onderzoekt de tekst alternatieve benaderingen van representatie en inclusie. Hoewel het geen alternatieve richtlijn biedt om een kunstenaars-cv te maken, hopen we sommige van de interne contradicties in de term zelf bloot te leggen. Zo hopen we toe te werken naar een betere praktijk van representeren en circuleren, en van inschatten wat deze documenten doen en hoe ze wellicht bepaalde typen praktijken eerder belonen dan andere.
Terwijl de economie zich in toenemende mate is gaan baseren op freelanceopdrachten, is het culturele veld de zwaarste klappen op gaan vangen als de ‘avant garde’ van precarisatie; activiteiten verdeeld over verschillende instellingen en semi-gerelateerde velden worden gecombineerd door individuele werkers die meerdere fluïde cv’s onderhouden. Deze werkers ervaren onder het huidige kapitalisme wellicht een gekristalliseerde vorm van schizofrenie, aangezien ze worden beloond voor het externaliseren van hun dagelijkse activiteiten door verschillende personages te presenteren aan verschillende instellingen. De grensvervaging tussen velden die in het verleden als duidelijk onderscheiden werden beschouwd – van beeldende kunsten en design tot sociale praktijken, activisme en gemeenschapswerk – heeft de criteria voor wat ooit gezien werd als ‘professioneel’ verwaterd. Culturele cv’s zijn nu vaak lappendekens van inkomen genererende activiteiten, vrijwilligerswerk, interesses en prestaties. Werkers weven ze aaneen.
Da Vinci’s letter to Count Sforza of Milan, from 1482, is both canonised as ‘the first CV’ and counts as an artists CV.
Source: Paul D. McLean, 2007, The Art of the Network: Strategic Interaction and Patronage in Renaissance Florence. Durham: Duke University Press.
Hoe kunst professioneel werd
Leonardo da Vinci is gecanoniseerd als de uitvinder van het cv. In 1482 stelde hij een brief op aan Ludovico Sforza, de graaf van Milaan, op zoek naar werk binnen het protectoraat van de graaf. In tien punten wees hij vooruit naar deze mogelijke toekomst en vatte hij zijn begaafdheden en vaardigheden samen. Negen punten behandelden oorlogstuig, zoals technieken om bommen en mijnen te maken, en schetsten zelfs een idee voor wat nu een tank zou worden genoemd. De allerlaatste van deze tien punten is in onderkoelde termen gewijd aan Leonardo’s artistieke vaardigheden (‘ik kan in het schilderen doen wat gedaan kan worden’), waardoor het eerste cv ter wereld als kunstenaars-cv wordt beschouwd. Hoewel historici deze brief nu beschouwen als een klassiek patronageverzoek, verwant aan verzoeken die werden gedaan aan machtige mecenaten als de Medici, is het opvallend hoe vaak handboeken over de geschiedenis van de handel aan dit document refereren als ‘het eerste cv ter wereld’, en het format van bullet-points en een losse mix van vaardigheden, vooruitkijken en prestaties worden gekopieerd voor de vorm van het huidige cv.
Het cv zoals we dat nu kennen werd voor het eerst op grote schaal gebruikt in de jaren vijftig van de twintigste eeuw, toen arbeid sociale mobiliteit beloofde. Automatiseringsprocessen en outsourcing naar het Mondiale Zuiden zetten een proces van de-industrialisering in gang, waardoor werk in de Westerse economieën meer in de richting van kennis- en managementwerk leunde. Cv-onderzoeker Eva Forsberg wijst dit aan als het moment waarin ‘talentenreserve wordt aangeboord’ – de juiste man koppelen aan het juiste werk. Tegelijkertijd beweegt de kunstpraktijk naar een nadruk op conceptualisme en de waardering van ideeën boven vakmanschap, wat resulteert in de proliferatie van readymades. Daarnaast zorgden deze ontwikkelingen ervoor dat documentatie gewaardeerd werd als kunstwerk, en opende zo de deur naar een hernieuwde canon van zowel performance als land art.
De Latijnse term ‘curriculum vitae’, afgekort als cv, laat zich vertalen als ‘levensloop’. Zelfs de definitie van het cv impliceert de verstrengeling van leven en werk; het is dan ook wijdverbreid als representatiemogelijkheid voor kunstenaars. In de modernistische canon wordt vaak gedacht dat de kunstpraktijk voortkomt uit interne strijd, onbelemmerd door sociale invloeden. De manier van representatie die het cv de kunstpraktijk biedt, ondermijnt deze eeuwenoude terugtrekking: het externaliseert persoonlijke interesses en professionele ervaringen, en stelt ze bloot aan openbare circulatie. Cv’s bieden een vorm van representatieve controle die naar binnen en naar buiten is gericht. Wat betreft de vorm kunnen we pdf’s – waarin de meeste cv’s rondgaan – plaatsen in de categorie ‘grijze literatuur’, waaronder ook technische handleidingen, overheidsdocumenten en syllabi vallen. Als literair genre is het cv echter verwant aan dagboeken en liefdesbrieven; literaire vormen van bekentenis. Op deze manier wordt bijna iedere werker een creatieveling: ieder cv vereist immers een basale verhouding tot grafische vormgeving in een sjabloonmatige, alledaagse vorm. Deze universeel erkende, alomtegenwoordige standaard is de voornaamste manier geworden waarop kunstenaars hun praktijk representeren; een teken van behaalde prestaties. Deze schaduw in het centrum is zowel de belangrijkste manier van circulatie geworden als het belangrijkste beloningsmechanisme in allerlei delen van het geformaliseerde veld van de kunstpraktijk. In Nederland is toegang tot financiering vaker wel dan niet afhankelijk van het verstrekken van een cv. Dit vertrouwen op het cv draagt mogelijk valkuilen met zich mee, en zonder intentie bepaalt het welk type praktijk door dit systeem wordt ondersteund.
The most expensive CV in the world, fetching over $170,000 at auction in 2018, is unmistakenly one from the ‘creative industries’, and belonged to Steve Jobs in 1973.
Source: RR Auction, ‘Steve Jobs Signed Job Application’, Accessed via: https://www.rrauction.com/auctions/lot-detail/338645905245002-steve-jobs-signed-job-application
De praktijk professioneel meten
Cv’s bieden een meting van productiviteit ter vergelijking met die van anderen. Maar wat betekent het om als kunstenaar productief te zijn? In hedendaagse kunstpraktijken is tijd versnipperd. De tijd die wordt besteed aan werken in de studio gaat noodgedwongen vooraf aan de tijd die het werk nodig heeft om zich te manifesteren. Boeken worden maanden nadat ze zijn geredigeerd gepubliceerd, tentoonstellingen materialiseren zich jaren nadat het zaadje van een idee werd geplant, en opvoeringen staan op het podium na grondige repetities en try-outs. Exposure hangt ook af van de mogelijkheid om überhaupt te kunnen exposeren, wat bijvoorbeeld radicaal werd gereduceerd tijdens de eerste paar jaar van de covid-19 pandemie. Maar het cv indexeert – meestal chronologisch, van achteren naar voren – processen die diep gefragmenteerd zijn, heroverwogen, een mix van vroegere realisaties en toekomstige intenties.
Cv’s zijn retrospectief. Waar een algemeen cv rekenschap geeft van kwalificaties en ervaring, focust het kunstenaars-cv meer specifiek op prestaties. Als zodanig biedt een kunstenaars-cv minder ruimte om naar een mogelijke toekomst te kijken (zoals een curriculum wel zou doen) en geeft in plaats daarvan een overzicht van het verleden met de impliciete belofte dat de genoemde prestaties herhaalbaar zijn. Het risico is dat deze impliciete belofte het experiment ontmoedigt die cruciaal is voor de langetermijnontwikkeling van iedere kunstpraktijk.
In 1997 diende Maria Pask een cv in voor de catalogus van een tentoonstelling bij SMBA die haar ziektes, rondzwervingen en bijbaantjes opsomde, in plaats van haar artistieke prestaties. Het beschrijft wandelingen in de valleien van Wales, een afkerende wending van religie, en ziekenhuisopnames. Het document erkende episodes die normaliter worden gezien als een ‘gat in je cv’, periodes vol activiteiten die in het algemeen niet worden erkend als werk. Veel kunstenaars maken zulke periodes door. Ziekte, zorg (voor kinderen bijvoorbeeld), gevangenisstraf en een myriade aan andere redenen geven de levensloop een grotere prioriteit dan de hoeveelheid werk. Wat er op een cv uit kan zien als een ‘gat’ in de tijd, kan actief bijdragen aan de praktijk van een kunstenaar, en zelfs de onderwerpen en condities veranderen die hun werk vormen. Het is niet moeilijk om conclusies te trekken over wie zulke gaten treffen: mensen met zorgtaken, mensen met chronische ziektes of handicaps – en als zodanig, de groepen mensen die worden buitengesloten van kansen wanneer het cv wordt toegepast als vergelijkende maatstaf.
Cv’s leggen rekenschap af van individuele prestaties, terwijl de kunstpraktijk vaak fundamenteel in samenwerkingen en conversaties met collega’s plaatsvindt. Het cv is een tool die het idee van de meritocratie ondersteunt, een maatschappij waarin ‘toegang tot een gegeven beroep (zogenaamd) noch door familieachtergrond noch door sociale status werd bepaald, maar door formele verdiensten’. Maar het valt niet te ontkennen dat kunstpraktijken zich ontwikkelen door middel van sociale contacten, vriendschappen en persoonlijke banden die in de loop der tijd worden opgebouwd. De kunstgeschiedenis wordt meestal geframed aan de hand van ‘bewegingen’ van kunstenaars die dicht bij elkaar werkten en in een specifieke periode op vergelijkbare sociale ontwikkelingen reageerden. Bovendien heeft de kunstpraktijk meer nadruk gelegd op samenwerking en zo de collectieve praktijken gelegitimeerd die zich binnen sociale netwerken en gemeenschappen ontvouwen. Deze tendens stond centraal tijdens de editie van Documenta in 2022, die ‘lumbung’ (de Indonesische term voor rijstschuur) gebruikte als een commons waar collectieven geld uit konden opnemen of op konden storten.
Cv’s beweren dat ze activiteiten indexeren die als ‘professioneel’ worden gezien. Dit veronderstelt een waarde die diep met de kunstwereld is verstrengeld, een genetwerkt veld met grensbewaking, waarin professionaliteit een zelfbevestigend systeem is. De mate waarin een kunstpraktijk wordt gezien als ‘professioneel’ is historisch vaak vertraagd, soms zelfs tot na de dood van de kunstenaar zelf. De tijd van amateurs is altijd nu, de tijd van erkenning wijst naar toekomstige geschiedenissen. En in het Nederlandse institutionele kunstcircuit is professionaliteit een zichzelf bevestigende cirkel: instellingen zijn professioneel omdat ze werken met gelauwerde kunstenaars, die op hun beurt worden gezien als professioneel vanwege de instellingen waar ze zijn gepresenteerd. Het criterium van professionaliteit wordt vaak afgemeten aan harde geldbedragen in de mechanismen van loon of verkoop. In het geval van instellingen is de betrokkenheid van een curator in loondienst een kenmerk van ‘professionaliteit’: het geeft de indruk dat er genoeg middelen zijn om de selectie van werken uit te besteden aan iemand voor wie dit de hoofdtaak is. In het geval van verkoop wordt professionaliteit bevestigd als erkenning door het geld van verzamelaars en collecties. Hier vormen galerieën de interface die bepaalt of een kunstenaar ‘professioneel’ is: de zondagsschilder wordt misschien niet erkend als onderdeel van de kunstwereld, maar de kunstenaar die exclusief aan privéverzamelaars verkoopt wordt bevestigd als professioneel juist vanwege erkenning buiten het veld. Professionaliteit in de kunsten hangt of af van een loop van wederzijdse erkenning of van de beweging van kapitaal rondom de kunstpraktijk. Op die manier geldt het kunstenaars-cv meer als een positioneringsinstrument dat de vaardigheid van de kunstenaar om te netwerken aantoont dan als een instrument dat helpt onderscheid te maken tussen ‘professionaliteit’ en haar tegenhangers.
In het slechtste geval vormen kunstenaars-cv’s een mechanisme dat mensen buitensluit die periodes doormaken buiten de normatieve productiviteit, ongeacht hoe die ervaringen hun creatieve output beïnvloeden; ze ontmoedigen experiment en samenwerking; en ze bevestigen kapitaal als een interface die de mate van professionaliteit herkent. Tussen al deze uitdagingen blijft één gemeenschappelijke deler overeind: de tijd die in cv’s wordt vastgelegd klopt niet. Hoe gaan Nederlandse financieringsinstellingen bij het gebruik van het cv om met deze uitdagingen?
‘Lifelines’ naar financiering
In de context van de Nederlandse kunsten zijn cv’s de drijvende kracht achter toegang tot publieksgelden. Als gesprekspartners tussen publiek en privaat geld en de dagelijkse praktijk van het leven en werk van kunstenaars, vormen ze de gekwantificeerde authenticatie die voldoet aan de juridische vereisten van ‘professionele kunstenaars’. De meeste fondsen die subsidie aan individuen verstrekken vereisen iets als een cv. In deze sectie van deze tekst worden drie Nederlandse financiers van beeldende kunst bekeken: het Mondriaan Fonds, het staatsfonds voor beeldende kunstenaars die zowel praktijken als projecten subsidieert; het Amsterdams Fonds voor de Kunst, dat onderscheid maakt tussen en mogelijkheden biedt aan ‘professionele’ kunstenaars en ‘cultuurmakers’; en Art Office, onderdeel van CBK Rotterdam, dat de standaardvereisten voor een cv heeft afgeschaft.
Sinds de oprichting van het Mondriaan Fonds in 2012, toen de Mondriaan Stichting en Fonds BKVB (Beeldende Kunst, Vormgeving en Bouwkunst) fuseerden, hebben cv’s onderdeel uitgemaakt van individuele fondsaanvragen. Naast kunstpraktijken in z’n geheel subsidieert het fonds ook tijdgebonden projecten. Het hanteert een commissiemodel gebaseerd op een ‘intersubjectief beoordelingssysteem’. Dit systeem gaat uit van de gedachte dat het cv ‘de meest objectieve stem’ biedt in een subjectief systeem. Het cv schetst een beeld van de beoordeling van de artistieke kwaliteit van een kunstenaar door derden. Naast andere waarden verifieert het document zo een kunstenaars ‘integratie in de Nederlandse professionele beeldende kunsten’. Deze waarden helpen de missie van ieder commissielid te versterken, zodat zij over hun eigen voordelen ‘heen kunnen stappen’ en door eufemistische taal heen kunnen prikken. Cv’s worden afzonderlijk beoordeelt volgens het algemene beeld van een kunstenaars praktijk, profiel en globale artistieke activiteiten. Een kunstenaar die werkt aan bronzen beelden die jaren werk vereisen, wordt anders beoordeeld dan bijvoorbeeld een illustrator of fotograaf, die een kwantitatief hogere output zou hebben.
De verwachtingen voor kunstenaars-cv’s zijn te vinden in het aanvraagsysteem van het Mondriaan Fonds – om categorieën toe te passen als solo- en groepstentoonstellingen, en om genoemde punten terug te laten lopen van de meest recente naar de oudste. Een ‘papieren’ cv, aangeleverd als pdf-bestand, wordt beschouwd als het meest beknopte overzicht; video-interviews werden in het verleden in behandeling genomen maar de beoordeling ervan bleek tijdrovender te zijn. Volgens het fonds wordt in het aanvraagproces tijd gemaakt om de beoordeling van gaten in cv’s te voorkomen. Tijdens informatiesessies wordt geadviseerd om ze rechtstreeks op te nemen als activiteit in het cv: door zorgwerk, ziekte of verlof als activiteit gedurende een bepaalde periode te noteren. Het fonds neemt ook artistieke samenwerkingen in behandeling, maar maakt onderscheid tussen tijdelijke en permanente samenwerkingen. Aangezien het fonds individuele subsidie verstrekt, vereisen zelfs samenwerkingen twee aanvragen en meerdere cv’s. Daarnaast merkt het fonds op dat wat gezien wordt als het ‘professioneel veld’ is veranderd. Terwijl cv’s twintig jaar geleden voornamelijk tentoonstellingen bij en representatie door galerieën bevatten, wordt er momenteel een veel wijdere definitie van het professionele veld gehanteerd – een die bijvoorbeeld verschillende vormen van gemeenschapskunst omvat.
Bij het Amsterdams Fonds voor de Kunst (AFK) bestaat de ambitie om een fonds te bieden aan alle creatieve Amsterdammers: daarom maken zij onderscheid tussen degenen die cultuur maken in hun vrije tijd en zij die dat professioneel doen. Het cv geldt hier als een document dat naast de rest van een subsidieaanvraag wordt gehouden om context te bieden aan eerdere prestaties van de makers – een sleuteldocument om het algemene beeld van een praktijk te ontcijferen. Momenteel loopt bij het AFK de Pilotregeling Nieuw Bereik, waarin het cv als onderdeel van de aanvraag is geschrapt. Deze vereenvoudigde procedure is bedoeld als een meer toegankelijke weg om subsidie bij hen aan te vragen, via een persoonlijke pitch met alleen een budget en geen projectplan. Het AFK experimenteert met deze nieuwe aanpak nadat bleek dat financiering niet proportioneel alle wijken in de stad, noch jonge groepen makers bereikte. De eerste sessies werden vorig gehouden in Amsterdam-Zuidoost.
Art Office, de financieringstak van CBK Rotterdam, vraagt niet per aanvraag om geüpdatete cv’s. Sinds 2018/2019 bieden ze iedere geregistreerde kunstenaar via de interface van hun website een persoonlijke pagina aan. Bij de registratie wordt wel nog gevraagd om een cv. Iedere pagina toont een ingebedde lijst van activiteiten die relevant zijn voor de professionele praktijk van een kunstenaar. Professionaliteit wordt getest aan de hand van twee factoren: of de kunstenaars actief zijn als autonome beeldende kunstenaars, of dat individueel of als onderdeel van een collectief is, en of ze een aantoonbare huidige praktijk onderhouden, met presentaties, tentoonstellingen, residenties en andere relevante activiteiten. De vereiste is dat kunstenaars een ‘recente’ pagina hebben met data die ‘niet ouder dan zes maanden’ zijn. Dit kan worden bereikt door een recent project te uploaden maar ook door oudere projecten te uploaden, aangezien dit suggereert dat kunstenaars nog steeds ‘actief’ zijn in hun praktijk zelfs wanneer ze in de formele zin geen projecten of presentaties verwezenlijken. Niet vragen om een cv heeft Art Office de mogelijkheid geboden om een bredere groep beeldende kunstenaars zichtbaar te maken, waaronder degenen met hybride of interdisciplinaire professionele praktijken en degenen die beeldende kunstenaars zijn geworden zonder formele opleiding. Deze praktijken zijn in toenemende mate aanwezig, en dus is het belangrijk om deze grote variëteit te kunnen accommoderen en een inclusief scala aan kunstenaars te ondersteunen die de stad Rotterdam weerspiegelt.
De rol van het cv om ‘context’ te bieden, of ‘oordeel van derden’, onderstreept de rol die het speelt als instrument om een kunstenaar te situeren binnen een netwerk van mensen en instellingen. Dit geeft voorkeur aan netwerken als vaardigheid om toegang te krijgen tot publieke gelden. Hoezeer fondsen het ‘vullen’ van gaten ook mogen aanmoedigen, zelfs de erkenning van tijd die niet wordt gespendeerd aan werk draagt niet bij aan de professionele ontwikkeling van een kunstenaar, waardoor de vraag hoe ‘verloren tijd’ in te halen’ blijft bestaan. Vrijwel alle bovengenoemde aanvragen vragen om cv’s van een vrij recente periode: het Mondriaan Fonds houdt bijvoorbeeld twee tot vier jaar aan, terwijl Art Office de enige is die een uitzondering maakt en oudere projecten telt als ‘recent’. Dit creëert een kunstwereld die werkt in projectcycli, vergelijkbaar met bedrijfsprojecten en in de pas met overheidsperiodes – een maximum van vier jaar per keer. Dit systeem is resultaatgericht: projecten die in de loop van decennia worden ontwikkeld, zonder tussentijdse presentaties van ‘resultaten’, vinden in dit veld niet per se een plek. We bouwen hier geen kathedralen; we leveren aanvragen in, formele updates en evaluatierapporten, die worden opgeslagen in voortdurend groeiende archieven.
Te goeder trouw doen fondsen pogingen om te navigeren tussen de juridische vereisten en de hedendaagse kunstpraktijk. Het argument is hier niet om het cv volledig te schrappen, maar om ruimte te creëren voor het idee van cv’s die alleen bestaan uit gaten, cv’s die alleen decennialange projecten bevatten, cv’s die alleen fungeren als de representatie van een gemeenschap in plaats van een lijstje van individuele prestaties. Dit kan alleen worden bereikt wanneer fondsen meer input en transparantie geven over waar ze naar vragen als ze vragen naar een cv. Waarom zouden kunstenaars vasthouden aan templates uit het bedrijfsleven, om een levenswerk ondernemen dat binnen dit dominante systeem wordt gemarginaliseerd?
Ontsnappen aan de pdf
Wellicht is de beste indicatie van het lot van het kunstenaars-cv te vinden in het allereerste gepubliceerde cv. Op basis van zijn brief kreeg Da Vinci van graaf Sforza de opdracht om het grootste paardenbeeld ter wereld te maken. In Milaan schetste Leonardo tien jaar lang paarden – aanzienlijk langer dan de periode waar een hedendaagse kunstenaar financiering voor kan verwachten om te werken aan opeenvolgende schetsboeken – en er werd brons gekocht voor de realisatie van het paard. Voordat het beeld kon worden afgerond, brak een oorlog uit, en het metaal werd omgesmolten tot kogels en kanonskogels – munitie voor hernieuwde oorlogsinspanningen. Leonardo’s cv leeft voort als getuigenis van de Milanese stap in zijn carrière; de pogingen van een kunstenaar wiens middelen werden weggesluisd richting de lucratievere oorlogsindustrie. Met een overheid die opnieuw enorme druk op de inkomensstromen van de Nederlandse kunstwereld legt terwijl het gelijktijdig een grootschalige uitbreiding van verschillende defensiebudgetten voorbereidt, is het huidige moment wellicht een historisch kruispunt waarop kunstenaars in Nederland zich opnieuw bevinden. Kunstenaars-cv’s maken de geschiedenis herhaalbaar; en zo herhaalt de geschiedenis van het kunstenaars-cv zich.
De transformatie van het gebruik van het cv was een door en door modernistisch project waarin professionele prestaties werden geëxternaliseerd als een ‘objectieve’ categorie om te worden gecontrasteerd en vergeleken. Ze zijn kenmerkend geworden voor een politieke ideologie die kunstenaars in een klasse van precaire, laagbetaalde werkers brengt. Die ideologie is meritocratie: het achterhaalde idee dat vaardigheden kunnen worden vertaald in meetbare kwaliteiten en dat de verdiensten die waarde worden toegekend worden beloond op grond van hun bruikbaarheid. In het geval van de kunsten heeft dit betekent dat netwerken, meetbare productiviteit en sjabloonachtige kwantificatie op de voorgrond zijn geplaatst. Beloningen worden uitgedeeld aan degenen die hun werk er op papier beter uit laten zien. Cv’s maken deel uit van de poging om kunstenaars te hervormen tot leden van de professionele managementklasse (professional managerial class of PMC), een concept dat in 1977 voor het eerst werd gebruikt door Barbara Ehrenreich en recent werd uitgebreid door Catherine Liu. Als leden van de PMC verschuiven kunstenaars hun loyaliteit van de identificatie als werkers naar aansluiting bij het kapitaal. Deze verschuiving wordt wellicht het beste geïllustreerd door de horde van ‘professionalisme’, een codenaam voor kapitaal dat tussen de regels van ieder cv is verscholen. Terwijl het ‘een stem geeft’ aan ‘het werk zelf’, is het format van het cv – in de tijd gestolde pdf’s, leesbaar op schermen – keurig afgestemd op de verdeling van arbeid tussen printer en ontvanger, schrijver en lezer.
Voor de duidelijkheid: publieke financiering vereist een mate van publieke toegankelijkheid. Er is hier geen verlangen om terug te gaan naar de tijden van slapende dichters en ongeziene genieën. In de context van het Nederlandse financieringssysteem vormt het cv een sjabloon voor de verbeelding van wat een kunstpraktijk zijn kan. Het is vooral goed om een kritische blik op de tijdcycli van het project-gedreven kunstenveld (altijd min of meer gelijk op met de verkiezingscycli waaraan de fondsen onderhevig zijn) op de voorgrond te zetten wanneer alternatieven worden vormgegeven. Vooral in een systeem dat meer dan tien jaar onder immense politieke druk staat, met nog grotere uitdagingen in het vooruitzicht, heeft het zin om publiek te wijzen op het compromis dat kunstenaars maken door te worden gecoöpteerd in een semi-bedrijfsmatig proces. Kan de kunstgeschiedenis van het cv naar een toekomst wijzen die de waarden van de kunstpraktijk in hun gemeenschap vertegenwoordigt, hun weigering, hun aspiraties voor een wereld die nog moet komen?
Voor mij voelde de ‘consolidatie’ van mijn cv in twee pdf-pagina’s als het begin van mijn carrière; het papieren spoor dat de weg plaveide. Maar mijn werkende leven was tegen die tijd allang begonnen, en sommige van de meest waardevolle werkervaringen die ik nu heb zijn nergens terug te vinden in de professionele identiteit die ik presenteer. Iedere keer dat ik mijn cv bijwerk, kijk ik uit naar de afschaffing ervan, de vervreemding ervan, zodat er ruimte komt om langetermijnverplichtingen te delen, zaadjes voor ideeën, bevochten samenwerkingen en, niet in de laatste plaats, abjecte mislukkingen. Zij blijven de drive achter mijn plek en verlangen om in de gedocumenteerde wereld creatief te handelen.
Door Lua Vollaard en Platform BK.
Lua Vollaard is een curator en schrijver, woonachtig in Amsterdam. Onlangs liep ze een gat op in haar cv toen haar eerste kind werd geboren. Eerdere versies van een onderzoeksproject naar cv’s werden in 2022 onder de naam ‘Curriculum Veto’ door Art Goss gepresenteerd bij het Nationale Theater en Mistral Amsterdam.
Platform BK onderzoekt de rol van kunst in de samenleving en voert actie voor een beter kunstbeleid. Wij werken aan een betere waardering van de beeldende kunst en een sterkere positie van iedereen die binnen de sector werkzaam is.