Q

Nooit overwogen / Weloverwogen

Waarom sluiten zo weinig kunstwerkers zich aan bij een vakbond of beroepsvereniging?

23/12/2024




De richtlijn kunstenaarshonorarium, fair pay, een inkomen rond het bestaansminimum, een radicaal-rechtse coalitie die negatief tegenover de kunstsector staat, de aankomende wet DBA – op zich genoeg redenen om je aan te sluiten bij een organisatie die opkomt voor de belangen van kunstwerkers, zou je denken. Hoe komt het dan dat maar een klein deel van de kunstwerkers zich verenigt?

‘Ik heb er eigenlijk nooit naar gekeken’, antwoordt een kunstwerker op de vraag waarom hij geen lid is van een beroepsvereniging of vakbond. Hij voegt eraan toe dat hij naast zijn praktijk als kunstcriticus fulltime in loondienst is bij een marketingbedrijf. ‘Een luxepositie’, noemt hij dat, maar ook een die voortkomt uit noodzaak. ‘Het is moeilijk leven van ons beroep.’ Een andere kunstwerker, die afgelopen zomer is afgestudeerd van de kunstacademie, vertelt dat ze er eigenlijk ook nooit over heeft nagedacht. Ze voegt eraan toe: ‘Ik weet wel dat ze bestaan, maar ik wist niet dat het iets is waar je lid van kan worden.’

Het is de meest genoemde reden om geen lid te zijn van een vakbond: er simpelweg niet over na hebben gedacht. En die reden wordt niet alleen aangehaald in de kunstsector. Onder alle werkenden in Nederland blijkt de motivatie om je te verenigen laag. Het CBS becijferde dat in 2023 15% van de Nederlandse werknemers in de leeftijd tussen 15 en 75 zich had aangesloten bij een vakbond.1 Al sinds het begin van deze eeuw is er een duidelijke daling zichtbaar in het aantal arbeiders met een vakbondslidmaatschap. Door de afnemende organisatiegraad is de onderhandelingspositie van de vakbeweging minder sterk geworden en hebben werkgevers steeds meer macht.2

Nederland behoort tot een van de landen met de laagste organisatiegraad en de sterkste daling, dat komt onder meer doordat vakbonden niet goed hebben weten in te spelen op de flexibilisering van de arbeidsmarkt – het percentage vakbondsleden is bijvoorbeeld veel groter in grotere organisaties waar de vakbond ook op de werkvloer aanwezig is.3 In de bedrijfstak cultuur, sport en recreatie, waar de kunstsector onder valt, is de organisatiegraad in 2023 10,2%.4 Het merendeel van de mensen die niet zijn aangesloten bij een vakbond (54%) geeft aan dat ze ‘nooit serieus hadden nagedacht over een lidmaatschap’.5

‘En dat is best wel een vreemde antwoordcategorie’, zegt Lisa Berntsen, onderzoeker bij De Burcht, wetenschappelijk bureau voor de vakbeweging. Ze vervolgt: ‘Het betekent dat veel mensen gewoon niet weten wat een vakbond is. Als je niet weet wat het is en wat het doet, dan is het best wel een grote stap om er lid van te worden. Laat staan er überhaupt over na te denken. Een aantal van de andere antwoordcategorieën zijn “het is te duur” of “ze komen niet op voor mijn belangen”. Het is interessant dat de vakbond gewoon niet zichtbaar is.’ Een van de mogelijke oorzaken van die onzichtbaarheid, zegt ze, is dat het relatief goed gaat in Nederland. ‘Vroeger was het praatje van de vakbond dat zij de mensen zijn die ervoor zorgen dat we allemaal weekend hebben en dat we niet meer dan 8 uur per dag werken. Dat zijn de kernverworvenheden van de vakbeweging. Niemand die er tegenwoordig bij stilstaat dat de vakbeweging die rechten voor elkaar heeft gekregen. Ik denk dat veel mensen denken dat de overheid daarvoor gezorgd heeft. Het is moeilijk om dat soort aansprekende kernideeën over hoe we ons werk inrichten tot een publiek verhaal te maken. Want dit is er allemaal al: de weekenden, de 40-urige werkweek, de cao’s. Dus waar strijd je dan nog voor als vakbeweging?’ 

Er zijn volgens wetenschappelijk onderzoek drie belangrijke redenen waarom mensen besluiten lid te worden van de vakbeweging. De eerste motivatie vertelt Berntsen is ‘de materiële motivatie dus de “what’s in it for me”. Dan heb je de sociale motivatie doordat je ergens werkt waar iedereen vakbondslid is of waar de vakbond heel actief is op de werkvloer, zoals dat bijvoorbeeld vaker het geval is in België – of je ouders zijn bijvoorbeeld vakbondslid of je familie of gehele vriendengroep. En de laatste is de ideologische: samen staan we sterk en je strijdt voor een betere positie voor alle werkenden.’ 

Peter van den Bunder, belangenbehartiger bij vakbond de Kunstenbond, ziet steeds vaker die ideologische motivatie bij jonge vakbondsleden. ‘Jongere generaties zijn de vakbond weer aan het herverkennen en herwaarderen als instituut en als instrument om tot een rechtvaardigere samenleving te komen. Het vakbondslidmaatschap uit gewoonte of vanzelfsprekendheid is er niet meer. Eerder zag je een sterke stijging van een do-it-yourself-manier van organiseren, dus buiten de vakbond om, zoals broodfondsen, maar ook opkomende beroepsverenigingen. Er kwam eerder een club bij dan dat mensen zich aansloten bij een bestaand instituut. Nu zie je een soort herontdekking van het concept vakbond plaatsvinden vanuit de gedachte we kunnen het wel allemaal zelf opnieuw gaan uitvinden, maar kunnen we misschien ook niet beter en slimmer gebruik maken van de instituties die er toch al zijn?’

Voor Femke Schaap was het 20 jaar geleden een combinatie van redenen waardoor zij zich als kunstenaar aanmeldde bij de Kunstenbond, toen nog FNV KIEM (Kunsten Informatie Entertainment en Media). Ze heeft 6 jaar zitting gehad in de ledenraad. De juridische afdeling van de bond was een belangrijke reden om zich aan te sluiten, maar ook het voorbeeld van haar ouders, allebei vakbondslid, en de grootte van de organisatie: ‘Ik dacht nee, ik wil niet bij een kleine organisatie. Ik wil bij een grote bond die invloed heeft’, zegt Schaap. ‘Dus dat was voor mij een logische stap. Later werd ik van slapend lid actief lid omdat ik me realiseerde: de Kunstenbond is een vereniging, dat zijn wíj. Als niemand iets doet, dan is het er niet: wij moeten samen de organisatie zijn. Ik heb gemerkt dat het heel erg belangrijk is dat mensen met visie en mensenkennis in een organisatie de kar trekken en zorgen dat anderen aanhaken. Ik leerde ook dat het ledenaantal belangrijk is voor het bestaansrecht van organisaties. Inkomsten via contributies is natuurlijk belangrijk, maar het aantal leden is van enorm belang, niet alleen voor de ruggensteun, maar ook voor het mandaat.’ 

Als grotere organisatie heb je inderdaad meer slagkracht richting de politiek, beaamt Van de Bunder. Het nadeel is dat je je voelsprieten in het werkveld kwijt kan raken. Van de Bunder: ‘Het is bijna ondoenlijk om echt heel dicht op de beroepspraktijk van de kunstenaar te zitten en tegelijkertijd ook op beleidsvoorstellen en wetswijzigingen. Daarom ben ik ook een warm voorstander van een goede samenwerking tussen beroepsverenigingen en vakbonden.’ Koen Bartijn, bestuurslid van koepelorganisatie de Creatieve Coalitie, onderstreept de waarde van een waaier aan verschillende organisaties: ‘Er is altijd best wel een wildgroei aan organisaties, vooral van kleine initiatieven die zich vanuit eigen urgentie gaan organiseren. Er wordt vaak gezegd: “dat moet worden ondergebracht bij een grotere organisatie”, maar organisatie van onderaf is essentieel. Ook al zijn het maar tien mensen, ze kunnen wel op hun eigen manier waarde produceren. Neem bijvoorbeeld Engagement Arts NL: zij waren enorm belangrijk in de periode dat er veel verhalen over seksueel geweld in de cultuursector aan het licht kwamen. Of Cultural Workers Unite, die onder andere veel actie hebben gevoerd tegen gentrificatie in Rotterdam.’

Vieren van verbeteringen

Uit onderzoek blijkt dat mensen sneller geneigd zijn zich aan te sluiten bij een organisatie die ze machtig genoeg achten om verandering voor elkaar te krijgen, zo worden meer mensen lid van vakbonden als er meer stakingen worden georganiseerd of als de vakbonden hogere looneisen weten te realiseren.6 Het is een belangrijke reden voor organisaties om hun overwinningen te vieren. Dat gebeurt nu misschien nog te bescheiden. Er zijn nog altijd allerlei problemen op het gebied van werk en eerlijke betalingen in de kunstsector, maar er is ook veel verbeterd de laatste jaren. Die verbeteringen zijn tot stand gekomen dankzij de inzet van verschillende organisaties, zoals Platform BK, Kunsten ’92, BKNL, De Zaak Nu en de Kunstenbond. Er is bijvoorbeeld een grotere bewustwording over het belang van eerlijke betalingen voor alle werkenden, dus niet alleen degenen met een vaste aanstelling maar ook de kunstenaars, de art handlers, de schrijvers, redacteuren, ontwerpers en vele anderen. Fair pay is normaler geworden en er zijn ook duidelijke richtlijnen voor ontwikkeld die steeds verfijnder worden.

Korter geleden is er in de Tweede Kamer een motie aangenomen tegen de voorgenomen BTW-verhoging op cultuur, kunst, sport, boeken en media van kabinet Schoof-I mede dankzij actie, lobby en organisatie van verschillende beroepsverenigingen en vakbonden. Een van de andere belangrijke recente veranderingen is het kunstenaarshonorarium. De implementatie van die rekentool, die nu ook verankerd is in de subsidiestromen, heeft de vroegere vanzelfsprekendheid om kunstenaars niet te betalen voor hun tentoonstellingen van tafel geveegd.7 Het betalen van kunstenaars is nu de norm geworden. Het gaat hierbij niet alleen om praktische maar ook om mentale veranderingen. In de gesprekken met kunstwerkers komt meermaals naar voren dat het voor mensen niet duidelijk is waar die veranderingen precies vandaan komen. Net als het recht op weekend en een werkdag van maximaal 8 uur zien velen dit als een politieke verandering, terwijl veranderingen zoals het kunstenaarshonorarium tot stand gekomen zijn dankzij lobby- en organisatiewerk.

Helaas is het nu zo dat al die verbeteringen ook pijn doen. Een verbetering op het ene vlak, als dat eenmaal beleid is geworden, betekent vaak dat er ergens anders gekort gaat worden, doordat er niet meer subsidiegelden bij komen. Die herverdeling doet pijn, wat ook weer afleidt van waar het in de kern omgaat. Koen Bartijn: ‘Fair pay is nu echt een beleidsstuk geworden. Dan merk je dat het een beetje zijn politieke waarde verliest. Het gaat heel erg over het professionaliseren van de sector en de cultuurwerker. Maar eigenlijk gaat het steeds minder over de waarde van het werk dat die kunstenaar doet. Daarmee gaat het voorbij aan de discussie over de waarde van kunst en cultuur en hoe we het aanbod zo breed en divers mogelijk kunnen houden.’ De rol van beroepsorganisaties en verenigingen is om zulke gevolgen te agenderen en zo nieuw beleid te beïnvloeden. Die stappen lijken klein en door de stroperigheid van politieke processen raakt de verandering (en wie daaraan hebben meegewerkt) soms uit zicht wat het vieren van vooruitgang bemoeilijkt. Toch lijkt het erop dat de organisaties hun eigen successen meer mogen uitventen, zodat het voor kunstwerkers duidelijk is wie voor hen die veranderingen bewerkstelligt.

Beroep of roeping

Een van de andere oorzaken waardoor kunstwerkers zich niet in grote getalen verenigen zou kunnen liggen in de manier waarop veel mensen met creatieve beroepen naar hun werk kijken. Ze zien hun professie niet als een beroep maar als een roeping. Clemoes merkt dat die overtuiging een belemmering vormt voor vereniging/het aansluiten bij een orgaan van belangenvertegenwoordiging. Hij is werkzaam in de architectuur en richtte het platform NAA! (Netherlands Angry Architects!) op om mensen in de architectuur aan te sporen om zich aan te sluiten bij de FNV. ‘Het voelt soms als trekken aan een dood paard, want, en ik denk dat dit niet alleen geldt voor architecten maar ook voor kunstwerkers, mensen zien zichzelf niet als werker en willen zichzelf ook niet zo zien. Het is voor veel mensen een bittere pil om te realiseren dat ze arbeiders zijn. Mensen zien hun beroep als een roeping, niet als werk.’ 

Wat ook een rol speelt is dat er ondanks (of misschien juist door) de grote diversiteit aan kleine belangenbehartigers er nog altijd kunstenaars zijn die het gevoel hebben tussen wal en schip te vallen. Tina Farifteh, multidisciplinair kunstenaar en niet lid van een beroepsvereniging of vakbond, is er daar een van. ‘Veel vak- en beroepsorganisaties zijn ingericht vanuit en voor een bepaalde discipline. DuPho bijvoorbeeld, (beroepsorganisatie voor Nederlandse fotografen, ZD.), richt zich echt op fotografen. En de NBF behartigt de belangen van de Nederlandse film- en televisieindustrie. Die specialisatie is heel goed en nuttig als je daar precies in past. Maar er zijn ook makers, zoals ik, die nergens helemaal passen. Ik zit tussen beeldende kunst, film en fotografie in. Ik hou van al die disciplines maar wil me niet beperken tot één. Daarnaast heb ik het gevoel dat door de focus op praktische zaken een meer transactionele relatie ontstaat tussen de maker en een beroepsorganisatie.’ Ze zou zich graag aanmelden bij een organisatie dat het medium overstijgt, meer overkoepelend is: ‘Een vereniging voor kunstenaars en kritische denkers, voor iedereen die beschermd moet worden tegen een fascistische extreemrechtse overheid. Daar zou ik me voor aanmelden als dat zou bestaan.’ Na het gesprek laat Farifteh weten dat ze zich heeft aangemeld bij Platform BK. ‘Misschien past het niet perfect maar we moeten ergens beginnen. Het belangrijkste is dat we ons verenigen.’ 

Er zijn ook meer ongrijpbare processen die invloed hebben op of iemand zich aansluit bij een vakbond. Schaamte speelt bijvoorbeeld een rol en gevoelens van mislukking. Dat ondervindt Luca Fay van de Laar, deze zomer afgestudeerd aan de St. Joost Academie in Breda en ook geen lid: ‘Ik ervaar denk ik ook wel dat wanneer je er te veel bij stilstaat er een gevoel van schaamte bij komt kijken, omdat er een ideaalbeeld is, namelijk dat je helemaal rond kan komen van kunst. Maar in de praktijk lukt dat maar bij heel weinig mensen.’ Ze vervolgt: ‘Ik heb nu een bijbaan in een winkel waar ik een paar dagen per week moet werken om genoeg te verdienen om rond te komen. En dan heb ik nog een paar dagen over voor mijn kunstpraktijk. En het gebeurt niet vaak, dat zie ik ook bij mensen om me heen, dat er dan nog een lege dag over is. Naast dat werk heb je niet altijd de denkruimte om over dit soort dingen na te denken.’ Het gebrek aan langetermijndenken komt vaker voorbij in de gesprekken. Het lijkt een gevolg te zijn van de precariteit die inherent is aan hoe het werk in de kunstsector nu is georganiseerd, waarbij kunstpraktijken vaak weinig geld opleveren waardoor tijdrovende bijbanen noodzakelijk zijn.

Kunstenaar Farida Sedoc herkent die situatie. Zij werd lid van Platform BK op het moment dat haar praktijk zichtbaarder werd. Tegelijkertijd had ze opeens meer inkomen. ‘Dan heb je ook tijd om na te denken over waar je dat geld aan wilt besteden in plaats van dat je steeds aan het werk bent of naar je bijbaan moet gaan. Als je praktijk voeten krijgt, dan denk je: ik moet misschien een boekhouder hebben, een abonnement op Metropolis M nemen om op de hoogte te blijven van wat er gebeurt in de sector, mijn inschrijving bij de KvK goed regelen. Dan komen er vragen als: wat betekent het eigenlijk om een bureau te hebben, om een professional te zijn? Dan ga je jezelf organiseren. Een soort volwassenwordingsproces is het. Ik zie die lidmaatschappen als een kracht, een verzekering of een investering. Het is een soort stok achter de deur voor jezelf om je praktijk een beetje meer solide te maken met daarbij de wetenschap dat je elkaar nodig hebt. Zo van it is helpful for them if I become a member en it’s helpful for me if I’m a member, want dan kan ik ergens terecht wanneer ik vragen heb of meer informatie ergens over wil krijgen. Tegelijkertijd kunnen zij dan de sector versterken. En dat wil ik natuurlijk: dat er mensen zijn die zich daar mee bezig kunnen houden.’

Zuurstof

In de kunstsector zijn een aantal redenen om geen lid te worden van een belangenorganisatie hetzelfde als de rest van de Nederlands beroepsbevolking, zoals er nooit over hebben nagedacht, het te duur vinden, niet geloven in de slagkracht van de organisatie of denken dat die organisatie niet voor jouw belangen opkomt. Er zijn ook een aantal redenen die samenhangen met de precariteit van het werk in de kunst, zoals schaamte, armoede en gebrek aan tijd. Het is schrijnend dat juist de precariteit van kunstwerkers er mede voor zorgt dat zij zich minder organiseren. Ook opvallend is dat het voor veel mensen niet duidelijk lijkt te zijn waar maatregelen om die precariteit tegen te gaan vandaag komen. De laatste jaren zijn er behoorlijk wat verbeteringen aangebracht in de manier waarop arbeid beloond wordt in de sector, maar het is jammer te merken dat niet vaak duidelijk is voor werkenden aan wie ze dat te danken hebben. Daarnaast is het van groot belang dat de structuren die zijn opgebouwd ook blijven bestaan en niet afgebroken worden door politieke partijen die laatdunkend tegenover kunst staan.

Juist nu, in een periode van politieke urgentie met een stevige positie van radicaal-rechts in Nederland en grote delen van Europa, zou het belang van verenigingen duidelijk moeten zijn. Tina Farifteh: ‘Wat ik heel fijn zou vinden is als mensen zich realiseren dat we wakker moeten worden, nu, voordat dingen afgebouwd worden. Wat eenmaal afgebroken is, is later lastig terug te krijgen. Dat hebben we met corona ook gezien. Heel veel theatertechnici gingen bijvoorbeeld iets anders doen. Dat is kennis en ervaring die verdwijnt. Stel je voor dat er nu 5 of 10 jaar aan bezuinigingen gaan komen, dat heeft nog veel langer invloed. Dan gaan minder mensen kunst studeren, dan zijn er minder subsidies voor projecten, dan komt alles in een negatieve spiraal terecht. Ik kom uit Iran, dus ik heb gezien hoe het werkt: kritische makers en denkers worden als eerste afgeschaft, omdat de overheid makkelijker zijn gang kan gaan zonder die vragen en stemmen. Als ik dat zeg, zeggen mensen heel vaak: “ja, maar zo’n vaart zal het hier niet lopen.” Maar als ik nu zie hoe snel dingen worden ontmanteld waar mensen zo lang aan hebben gebouwd: de structuur, de infrastructuur, het distributiestelsel, alles waar we van afhankelijk zijn. En we komen niet in opstand. Dat is toch heel raar? Ik denk dat het heel belangrijk is om te realiseren dat we ook echt moeten staan voor het belang van wat we doen. Kunst is zuurstof voor een samenleving. Als je dat weghaalt, krijg je verstikking.’

Voor meer informatie over welke organisatie voor jouw belangen staat en bij wie jij je zou kunnen aansluiten, gebruik de Aansluitwijzer van de Creatieve Coalitie 

 

 

Dit essay is mede mogelijk gemaakt door het Mondriaan Fonds

De auteur bedankt Farida Sedoc, Femke Schaap, Luca Fay van de Laar, Tina Farifteh, Charlie Clemoes, Maarten Buser, Peter van den Bunder, Lisa Berntsen en Koen Bartijn voor het delen van hun tijd en inzichten.

 

 

Bronvermelding:

  1. De wet DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties) die schijnzelfstandigheid wil tegengaan en vanaf 1 januari daarop gaat handhaven, zorgt voor veel onrust omdat veel huidige arbeidsconstructies van zzp’ers volgend jaar tot hoge boetes zouden kunnen leiden, zie voor meer uitleg oa: Tan Tunali, ‘Onrust rond schijnzelfstandigheid groeit: ‘Opdrachtgevers vragen aan mij: hóé dan?’, nrc.nl, 24.9.2024 en Schijnzelfstandigheid en wet DBA, belastingdienst.nl
  2. Paul de Beer en Maarten Keune, ‘De erosie van het poldermodel’, Mens & Maatschappij, 93.3, 2018
  3. Paul de Beer en Lisa Berntsen, ‘Vakbondslidmaatschap onder druk in Nederland maar niet in België’, Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 35.3, 2019
  4. Percentage vakbondsleden onder werknemers verder gedaald’, cbs.nl, 9.9.2024 
  5. Willem Gielen en Ilham Malkaoui, ‘Wat kenmerkt vakbondsleden?’, cbs.nl, 29.11.2023 
  6. Paul de Beer en Lisa Berntsen, ‘Vakbondslidmaatschap onder druk in Nederland maar niet in België’, Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 35.3, 2019
  7. Bekijk hier de hernieuwde calculator om het minimum kunstenaarshonorarium uit te rekenen, geldig vanaf 1 januari 2025

 




Over Zoë Dankert

Zoë Dankert is schrijver, kunstcriticus en podcastmaker.