In mei van dit jaar gaven vertegenwoordigers van Shell en Philips toe geen winstbelasting te betalen in Nederland tijdens een rondetafelgesprek over belastingafdracht van multinationals in de Tweede Kamer. Ze stelden ook dat ze handelden volgens de wet. Normaliter laat ik me niet zo snel boos maken over dat soort zaken door een stemmetje in mijn hoofd dat zegt: tja, zo gaan die dingen in onze kapitalistische wereld. Maar ik hoorde van dit bericht terwijl ik mijn btw-afdracht aan het overmaken was aan de Belastingdienst. In één klik zag ik het saldo van mijn bankrekening kelderen en toen was het daar ineens: het wrange gevoel. Waarom moet ik belasting betalen, terwijl de rijkste bedrijven van Nederland dat niet of in mindere mate hoeven te doen? Omdat ik mijn winst niet kan oppotten op de Kaaimaneilanden? Of omdat ik als eenpitter geen belastingrulings kan afspreken? Het zal ongetwijfeld financieel een complexe vergelijking zijn, maar het legt wat mij betreft wel een tendens bloot: de rijken worden rijker en de armen armer. Een paar weken later volgde een nieuwe episode van bittere gevoelens, door de voorgenomen verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zzp’ers.
Sinds mijn afstuderen werk ik bijna structureel zes dagen per week, toch verdiende ik daarmee lange tijd onder het minimumloon. In mijn start als zzp’er kreeg ik bij opdrachten soms een uurtarief dat gelijk is aan het minimum uurtarief van iemand in vaste dienst: dezelfde beloning, minus alle belastingen, verzekeringen en pensioen. Ik hoor mensen al roepen: maar dat neem je dan toch niet aan? In mijn optiek moest ik het wel doen om geld te verdienen en tegelijkertijd te werken naar een toekomst in het veld waar ik in wil werken. Een shockerende realiteit, die niet langer te negeren is. Onder de werkers binnen de culturele sector schaar ik mij nu onder de ‘gelukkigen’. Na jaren van keihard werken, kan ik eindelijk van mijn werk leven en heb ik enigszins stabiliteit in mijn leven. Het harde werken is daarentegen niet opgehouden en ik merk dat ik soms tegen mijn grenzen aan zit. Enerzijds door de zes verschillende opdrachten waar ik aan werk om rond te kunnen komen, en anderzijds door het instabiele en niet duurzame karakter van een zzp-bestaan. Ik moet zes dagen in de week blijven werken omdat er anders niet genoeg opdrachten en dus geld binnenkomen. Ik vraag me weleens af wat er gebeurt als ik dit niet meer kan volhouden, door welke reden dan ook. Een arbeidsongeschiktheidsverzekering klinkt in die zin goed in mijn oren, het is fijn om een vangnet te hebben voor als het eens mis zou gaan. Maar ik verdien te weinig om een arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten, laat staan om een pensioen op te bouwen.
Zzp’ers zijn eigenlijk oneerlijke concurrenten ten opzichte van vaste werknemers, las ik in een artikel van Aukje van Roessel in De Groene Amsterdammer. Zzp-ers zijn namelijk goedkoper vanwege het ontbreken van een verplichte verzekering en andere sociale afdrachten. Een fair point als je de context niet meeneemt, maar die context is nou juist zo belangrijk om de situatie te begrijpen: de kleine slokjes die het zwembad vullen. Met name het woord oneerlijk zat niet lekker bij mij. Ik denk niet dat de meeste zzp’ers onverzekerd de arbeidsmarkt op gaan met het doel dat zij dan aantrekkelijker zijn dan vaste werknemers, als een soort van ‘living on the edge’ mentaliteit. Ik heb zelf bijvoorbeeld nooit kunnen kiezen voor een vast contract, een zzp-bestaan is voor mij de enige mogelijkheid om überhaupt een inkomen te genereren. In mijn tijd als zzp’er heb ik bovendien weinig vacatures voor vaste banen voorbij zien komen. Als er vaste jobs waren, dan werden die toebedeeld aan anderen met meer ervaring. Dat opdrachtgevers vandaag de dag zzp’ers prefereren boven werknemers in vaste dienst komt dan ook wel overeen met het artikel van Aukje van Roessel. De vraag is alleen: wat is de oorzaak hiervan? En bij wie ligt de verantwoordelijkheid als het aandeel zzp’ers op de arbeidsmarkt onhoudbare proporties aanneemt voor ons sociale stelsel? Leren leven in onzekerheid, daar bestaat mijn carrière uit. Net als de meeste zzp’ers in de culturele sector, die zijn vogelvrij en geen vrije vogels. Hoe eerlijk is die situatie eigenlijk? Ik heb er nooit voor gekozen om te concurreren met vaste werknemers. Het enige dat ik zocht, of zelfs nog steeds zoek, is een beetje stabiliteit en een ‘eerlijk’ inkomen. De oorzaak ligt volgens mij ook niet bij de concurrentie tussen werk- en opdrachtnemers, maar bij de flexibilisering van de arbeidsmarkt.
Een arbeidsongeschiktheidsverzekering als vangnet is echt heel hard nodig voor veel zzp’ers. Omdat de werkomstandigheden uitermate precair en onhoudbaar zijn geworden, maar vooral omdat geluk en ongeluk in het leven ongelijk verdeeld zijn. Een verzekering is als collectieve voorziening een middel voor solidariteit en voor het bestaansrecht van ieder individu. Juich nog niet te vroeg, want het verplichten van de AOV zal desastreuze gevolgen hebben voor al die zzp’ers die aan het knokken zijn om een plek te krijgen in het werkveld waar zij voor zijn opgeleid en waar hun hart ligt. Het opstarten als zzp’er zal veel ingewikkelder worden; pas afgestudeerden zullen in een oneindige cyclus van onbetaalde (of slecht betaalde) stages terechtkomen om ‘ervaring’ op te doen. Daarnaast zullen de kosten van een verplichte AOV de situatie voor vele zzp’ers alleen nog precairder maken, terwijl verzekeringsmaatschappijen er financieel alleen maar op vooruit gaan. De vraag is dan ook, doet de regering dit nou voor de zzp’er, voor de verzekeringsmaatschappij, voor BV Nederland of voor iedereen? Zoals Aukje Roessel stelt, het motief van de regering voor een verplichte AOV is om het sociale stelsel betaalbaar te houden. Ik vraag mij af of er geen betere oplossingen zijn die het probleem bij de kern aanpakken en meer rekening houden met de verhoudingen in onze samenleving.
Het neoliberale gedachtegoed van de vrijemarkt werkt niet voor sectoren zoals de zorg, onderwijs en kunst en cultuur. Marktdenken heeft negatieve impact op de kwaliteit van deze sectoren, onderlinge solidariteit en op het algemene welzijn. Onder Halbe Zijlstra is er onverantwoord gesneden in de budgetten van de kunst- en cultuursector. Daarnaast is de arbeidsmarkt geflexibiliseerd en is de volkshuisvesting uitgekleed waardoor de huizenmarkt op slot zit. Een betaalbaar huis vinden? Na 13 jaar maak ik een kleine kans op een huis via de woningbouw. Het voorbeeld van mijn situatie is helaas meer regel dan uitzondering. De burger, en in dit geval de zzp’er in de culturele sector, vangt klap na klap op. Toch lijkt de regering – in voorspoedige tijden voor de Nederlandse economie – niet voor haar burgers te kiezen, maar voor marktpartijen. Het grotere plaatje is belangrijk in deze discussie, omdat het uiteindelijk niet gaat over wel of geen arbeidsongeschiktheidsverzekering, maar over de algehele precaire omstandigheden van zzp’ers (in de culturele sector). De onverantwoorde bezuinigingen op de cultuursector, de intrede van een neoliberale koers en het rendementsdenken hebben allemaal bijgedragen aan een precair en instabiel werkveld, het uithollen van de sector en grote aantallen overwerkte professionals. De verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering is dan ook de ‘rekening’ voor al die eerdere beleidskeuzes. Het probleem is echter dat de rekening voor die problemen niet bij de veroorzakers wordt neergelegd, maar bij de mensen die al hebben geleden onder exact die keuzes en daardoor al in een precaire positie verkeren.
Een discrepantie tussen woord en daad van beleidsmakers is wat mij betreft hetgeen dat het nemen van een AOV voor veel werkers in de culturele sector belemmert. De discrepantie zit hem tussen wel het belang van kunst en cultuur erkennen, maar daar niet eerlijk voor willen betalen. Soms vanuit commerciële overwegingen, soms vanuit een gebrek aan geld. Ik denk dat iedere zzp’er dolgraag een arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft, maar dit kan alleen als er sprake is van fair payment in de sector. Meer en meer zzp’ers (in de culturele sector) zijn bewust van de impact die zij kunnen hebben en/of de rol die zij kunnen spelen door te weigeren om voor niks of te weinig aan het werk te gaan. De sector zelf is actief en welwillend, maar het beleid en de middelen ondersteunen dit nog onvoldoende. We wachten op verschillende overheden – lokaal, provinciaal en landelijk – om te erkennen dat de waarde van kunst en cultuur essentieel is voor de samenleving. Maar erkenning is niet genoeg. Het is ook van belang om budgetten vrij te maken die aansluiten bij het idee over wie wij als samenleving willen zijn en wat van waarde is; put your money where your mouth is. Zodra er sprake is van eerlijke honorering, verantwoordelijkheid wordt genomen over de nog steeds voortdurende en heftige gevolgen van de bezuinigingen en de manier waarop de ‘waarde’ van kunst en cultuur gemeten wordt: dan wordt het pas tijd om te spreken over verplichte AOV. Het verplichtstellen van de AOV zal dan misschien niet eens nodig zijn, omdat mensen door betere condities zelfstandig kiezen voor een verzekering en het aantal arbeidsongeschikten zal dalen door het verminderen van werkdruk. Mochten er nog geen ideeën zijn over hoe dat gefinancierd kan worden: ik denk dat multinationals zoals Shell en Philips maar eens winstbelasting moeten gaan betalen, dan is er genoeg geld om hier een goede start mee te maken.