I

It’s Very Political

Naar aanleiding van discussie in de media organiseerde Platform BK een rap uitverkochte debatavond over engagement in de kunst op 9 december 2014. Kunstcriticus Hans Den Hartog Jager, socioloog Merijn Oudenampsen, filmmaker Renzo Martens en Van Abbe-conservator Steven ten Thije gingen met elkaar in gesprek onder leiding van moderator Jeroen Boomgaard. Bekijk hier het programma, lees het verslag of bekijk de opname van het hele evenement.

 

17/11/2014




Beeld: ‘Christoph Schlingensief - Fear at the Core of Things’

Aanleiding

Onlangs stelde Hans den Hartog Jager met zijn artikel ‘Geëngageerde kunstenaars: de wereld luistert niet’ (NRC, 18 sept. 2014), dat veel geëngageerde kunst lijdt aan een gebrek aan verrassend vermogen, teveel een illustratie is van typisch (links) politieke denkbeelden, en dat het politieke engagement de kijker niet bereikt.

De kritiek hierop (zoals verwoord door Merijn Oudenampsen en Renzo Martens) was dat den Hartog Jager de door hem bekritiseerde kunst miskent
 en simplificeert. Het werd hem verweten dat hij zich als criticus ideologisch gekleurd mengt in de opinievorming, en hij de artistieke praktijk in een links-rechts stramien kadert.

In de discussie die zich vervolgens ontspon, eerst in de NRC en daarna via social media, bleek er een groot verschil in gedachtes over de artistieke praktijk en ideeën over de politieke kracht van kunst. Volgens Platform BK is deze discussie kenmerkend voor een algemeen politiek maatschappelijk beeld over de inbedding van de kunsten en de ideologieën die deze representeert.

Daarom willen we het gesprek publiekelijk aangaan met de voornaamste hoofdpersonen van de discussie en een gezelschap van experts en betrokkenen.

 

 

Verslag

Na inleidende woorden door Barbara Visser, Rune Peitersen en Jack Segbars zetten de vier sprekers achtereenvolgens hun standpunten nog eens uiteen. Merijn Oudenampsen stelt allereerst dat Den Hartog Jagers standpunt over het gebrek aan maatschappelijke impact van geëngageerde kunst is gebaseerd op een foutieve analyse van de Romantiek, namelijk dat kunstenaars artistieke vrijheid hebben verkregen door het inleveren van hun maatschappelijke invloed. Door zijn geëngageerde werkwijze zou een Romantische kunstenaar als Géricault juist eerder een voorloper zijn van hedendaagse geëngageerde kunstenaars als Hito Steyerl en Jonas Staal dan de antithese daarvan. Volgens Oudenampsen is Den Hartog Jagers visie politiek en normatief in plaats van empirisch. Aanhangers van l’art pour l ‘art dienen zich ervan bewust te zijn dat anderen hun zienswijze niet noodzakelijkerwijs delen, en moeten deze niet als norm opleggen. Oudenampsen acht Den Hartog Jagers visie representatief voor de behoudende mentaliteit in de Nederlandse kunstwereld, welke zou hebben bijgedragen aan het vijandige klimaat dat tot de bezuinigingen van Halbe Zijlstra leidde.

Renzo Martens verwijst in zijn betoog naar Quincy Gario en zijn strijd tegen Zwarte Piet. Hoewel het ‘slavenschip’ van Sinterklaas de haven van Amsterdam in de toekomst wellicht niet meer zal binnenvaren, is dit waarschijnlijk dan nog steeds de grootste cacaohaven ter wereld. Unilever heeft veel Afrikaanse arbeiders in dienst die leven onder armoedige omstandigheden. In economische en politieke termen zou kritisch engagement uiteindelijk weinig effect hebben. Het support system voor het kritisch engagement dat in kunstinstellingen wordt getoond, blijft meestal buiten de analyse. Dat maakt veel van de politieke posities binnen die kunstwerken enigszins ijdel. Toch gelooft Martens in kunst die de wereld kan veranderen, zo lang je je als kunstenaar bewust bent van je eigen medeplichtigheid aan de situatie die je bekritiseert en je niet verschuilt achter ijdele, goede daden.

Hans den Hartog Jager refereert vervolgens aan het nieuwe OCW-initiatief The Art of Impact. Hij beschouwt dit als een simplistische combinatie: sociaalkritische kunst waarvan het ideologische kader door een PvdA-VVD kabinet wordt gepropageerd. Ironisch genoeg weet geëngageerde kunst die impact op eigen kracht nauwelijks te bewerkstelligen. Hedendaagse geëngageerde kunst is van goede wil, maar faalt in artistiek opzicht, waardoor het op beide vlakken nauwelijks betekenis heeft. Geëngageerde tentoonstellingen die uitgaan van een voorspelbare wereldvisie en kunstenaars die verzanden in pamflettisme zouden hieraan bijdragen. Zij stellen hun maatschappelijke ideologie boven die van de kunst. Toch is het huidige kunstsysteem nog altijd gebaseerd op de dwingende ideologie van de Romantiek, in die zin dat kunst een eigen domein met eigen normen en regels binnen de maatschappij vormt. De werkwijze van de betreffende geëngageerde kunstenaars en curatoren is zwaar verankerd in dit principe. Zij miskennen echter dat die autonomie tegenwoordig moet worden bevochten, door de vermenging van kunst en kapitalisme in de laatste vijfentwintig jaar. Hoe geloofwaardig ben je als kunstenaar, wanneer je leunt op het systeem dat je bekritiseert?

Volgens Steven ten Thije ligt de klemtoon in deze discussie meteen al verkeerd. Engagement kan aanwezig zijn in het werk zelf, maar schuilt evengoed in de presentatie en receptie ervan. Kunstwerk en context bepalen samen de betekenis. Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog is in Nederland een succesvol beschavingsoffensief gaande: we zijn hoger opgeleid en bezoeken vaker musea. Kunst is niet langer een speeltje van de elite, maar staat midden in de democratische gemeenschap. Ook zijn er meer kunstenaars bijgekomen, die diep in de poriën van de samenleving zijn doorgedrongen. Hoewel de overheid heeft geïnvesteerd in de productie en ondersteuning van kunst en instellingen, wordt weinig aandacht (en geld) besteed aan receptie en reflectie. Praten over kunst wordt als secundair beschouwd, maar zonder goede kunstkritiek is er geen goed kunstklimaat. Ten Thije kan zich net als Oudenampsen niet vinden in Den Hartog Jagers visie op de Romantiek en meent dat we op zoek moeten naar een nieuwe manier van omgang met kunst.

Jelle Bouwhuis (SMBA) en filosoof Bram Leven wordt als referenten gevraagd om een reactie. Bouwhuis constateert dat zowel media als musea het cv en de ‘status’ van een kunstenaar teveel voorop stellen, waardoor de inhoud pas op de derde plaats komt. Veel van wat aan geëngageerde kunst wordt geproduceerd, gebeurt echter onder de radar van media en musea. Het is belangrijk de verschillende bestaande engagementen naar boven te krijgen, zonder meteen te oordelen over goed of slecht. Tot slot merkt hij op dat Den Hartog Jager zich waarschijnlijk meer in het commerciële circuit begeeft, waar andere intrinsieke waarden gelden. Bram Leven is benieuwd wat precies wordt bedoeld met de impact van geëngageerde kunst. Meer hoogopgeleiden betekent niet meer begrip voor kunst, en stijgende museumbezoeken hangen evengoed samen met de algehele groei van de cultuurindustrie. Tot slot is hij het niet eens met de kritiek op Hans den Hartog Jager dat kunstcritici enkel kwaliteitsoordelen zouden mogen geven: volgens Leven is van hen meer nodig dan dat.

Als vervolg op de afzonderlijke betogen gaan de panelleden met elkaar in gesprek. Oudenampsen is het oneens met de tegenstrijdigheid die Den Hartog Jager constateert bij kritische kunstenaars die tegelijkertijd functioneren binnen een bepaald systeem. Renzo Martens herhaalt dat je als kunstenaar juist meer autonomie kan bereiken door dit grotere geheel mee te nemen in je analyse. In het NRC-artikel zou echter ruimte voor kritiek zijn weggenomen. Den Hartog Jager vindt dat die ruimte anders gebruikt moet worden, namelijk voor frictie, niet voor enkelvoudigheid zoals in het Van Abbemuseum. Steven ten Thije stelt dat we moeten investeren in de culturele humuslaag die in de kwaliteit van de democratie zit. Het gaat om het bewustzijn van betrokkenen in het kunstenveld. We missen mensen die op verschillende manieren over geëngageerde kunst kunnen schrijven.

Oudenampsen is van mening dat Den Hartog Jager zijn autoriteit en machtspositie binnen het culturele veld ontkent als hij zegt dat wat hij schrijft enkel persoonlijke waarheden zijn. Den Hartog Jager zegt zich hiervan bewust te zijn. Het is niet zijn doel om gelijk te krijgen of visionaire uitspraken te doen, maar om een discussie op gang te brengen. Hij nuanceert dat uiteindelijk natuurlijk elk kunstwerk een bepaalde vorm van impact heeft, maar dat geëngageerde kunstenaars bewust zoeken naar daadwerkelijke sociale verandering. Het gaat niet om links of rechts, maar om de ideologische aard van politieke kunst an sich en de omgang met het mechanisme van kunst. Kunst moet twijfelen aan waarheden en nieuwe inzichten brengen. Een kunstenaar die duidelijk stelling neemt, vindt Den Hartog Jager artistiek niet zo interessant. Toch kan dit evengoed gelaagd en complex zijn, verklaart Martens aan de hand van de Berlijn Biënnale van 2012. Oudenampsen denkt dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen ambiguïteit en gelaagdheid: een kunstenaar kan duidelijk stelling nemen, als de stellingname zelf maar gelaagd genoeg is. Als voorbeeld noemt hij het werk van Marlene Dumas.

Vanuit het publiek wordt teruggekomen op The Art of Impact. Is dit initiatief niet juist een kans om als kunstenaar of intendant slim gebruik te maken van de beschikbare middelen? Volgens Oudenampsen moet de autonomie van de kunstenaar worden bevochten binnen het heersende systeem, omdat er nu eenmaal eerst geld nodig is om vervolgens de overheid te bevestigen of juist ondergraven. De kunstenaar kan hierbij inderdaad ook een paard van Troje zijn. Hier is Den Hartog Jager het mee eens. Steven Ten Thije ziet het project vooral als het intensiveren van een systeem dat uit balans is. Het duwt de overheid in de positie van een producent van rechtstreeks effect, met kunst als een van de middelen. De zeven miljoen euro kan beter besteed worden aan het in stand houden van de geesteswetenschappen. Deze validatieretoriek duikt volgens Ten Thije steeds dieper in de samenleving. Er is te weinig geduld voor langetermijndenken en dus voor echte impact.

Aansluitend bij Jelle Bouwhuis wordt aan het einde van de bijeenkomst in het publiek nog opgemerkt dat de discussie over geëngageerde kunst vooral vanuit het perspectief van instituten wordt gevoerd. Er gebeuren echter genoeg interessante dingen buiten dit gezichtsveld. Je moet als kunstenaar op een of andere manier macht zien te verkrijgen, ook als dit een collaboratie met de politiek zou betekenen, dan pas kun je impact genereren. Critici moeten bovendien zorgen dat ze van dergelijke initiatieven op de hoogte zijn. Ten Thije beaamt dat sommige geëngageerde kunstprojecten weinig media-aandacht krijgen. Het museum is qua structuur en architectuur eigenlijk ongeschikt voor dit soort kunst; het is een tempel die je de samenleving juist uit voert. Daarom moet het museum ook op andere plekken buiten de museumzalen aanwezig en zichtbaar zijn.

Na ruim twee uur discussiëren komt het debat ten einde. Een vervolg is al gepland.

 

Reader

De maatschappelijke discussie die gevoerd werd tijdens ‘It’s Very Political’ werd door Platform BK vastgeled in een Reader met teksten van Hans den Hartog Jager, Merijn Oudenampsen, Renzo Martens, Jelle Bouwhuis en Bram Ieven. Download en lees de Reader hier: https://www.platformbk.nl/wp-content/uploads/2018/09/reader_itsverypolitical3.pdf.




Over Yasmijn Jarram

Yasmijn Jarram (1984) is schrijver en curator. Ook is ze redacteur bij onafhankelijk kunsttijdschrift Tubelight en lid van Platform BK.


GERELATEERDE ITEMS