Precaire praktijken #3. Persoonlijke reflecties – in woord en beeld – op het leven als ZZP’ende kunstenaar zonder EU-paspoort.
Precaire praktijken #3. Persoonlijke reflecties – in woord en beeld – op het leven als ZZP’ende kunstenaar zonder EU-paspoort.
Normaal gesproken kost het ons maanden om een Skypeversatie te plannen, maar in coronatijd zijn onze afspraken een stuk spontaner. Zo ook deze keer. We bestoken elkaar met feiten over de dingen die ons zijn overkomen sinds de vorige keer dat we elkaar spraken: ‘Ik was een beetje down, maar gaat het wel weer. Hoe gaat het met jou? Waar ben je mee bezig geweest en waarom?’ Hoewel ik deze feitelijke uitwisseling soms het liefst zou overslaan, blijven we altijd netjes, geïnteresseerd naar elkaar luisteren. We maken onze verhalen niet te dramatisch, laten nog wat aan de anders fantasie ter invulling over. Ze vertelt mij dingen; ik vertel haar dingen. Alle ontboezemingen bij elkaar genomen, lijkt het erop dat onze werkelijkheden er wat duisterder uitzien dan toen we de vorige keer ontboezemingen deelden. Ik voorspel dat de verbittering die we voelen de smaakmaker wordt van het gesprek dat volgen gaat.
Na een tijdje verdwijnen de feiten van de virtuele tafel – en verdwijnt op zijn beurt de tafel onder de digitale rook van onze sigaretten. Ik voel en zie hoe opwinding zich langzaam van ons meester maakt. Met opengesperde ogen duiken we in de emotionele vlechtwerken van ons bestaan. We proberen de knopen te ontwarren en vragen de olifant in de kamer zich aan ons te openbaren. Normaal gesproken zouden we in deze fase van het gesprek in heksen veranderen en onze sluimerende neigingen de vrije loop laten (feministisch, pessimistisch, irrationeel, vulgair, poor but sexy), aangedreven door wat we in de wereld om ons heen zien. We zouden ons afzetten tegen de normen door uit te spreken wat in het openbaar onderdrukt blijft. We zouden elk onrecht dat ter sprake kwam uitbannen met ons gelach, dat onze overeenstemming en overwinning zou belichamen. Maar in de huidige omstandigheden laten we de hekserij even voor wat het is. Komt later wel weer. Dit keer geven we ons over aan de innerlijke behoefte ruimte te geven aan het schuldgevoel, dat zich aan ons opdringt nu we de tijd hebben om niets te doen.
*** de wereld om ons heen: het curieuze geheel van situaties dat ontstaat uit het samenspel van werkprojecten, projectrelaties en het reizen naar projecten in het buitenland. ***
Plots werpt de olifant in de kamer zijn schutkleur af en stelt een aantal dingen vast over mijn vriendin en mij:
Adem in.
Zowel in normale omstandigheden als nu is het het lot van precaire werkenden zich op een of andere manier schuldig te voelen.
Adem uit.
Mijn vriendin heeft het goed voor elkaar (onderdak + geld), maar voelt zich schuldig wanneer ze denkt aan die buurten in Frankrijk waar het al jaren crisis is en waar mensen vaak geen toereikende woonsituatie hebben om behoorlijk in quarantaine te kunnen gaan. Ze is boos op een politieman die een dakloze tot drie keer toe beboette vanwege diens aanwezigheid op straat. Nerveus lachend om de situatie kocht ze een e-reader om geestelijk gezond te blijven. En, ja, ze voelt zich ook schuldig dat ze een e-reader heeft gekocht en er nog van genoot ook.
Ik heb het ook goed voor elkaar (onderdak + geld), maar mijn gebruikelijke schuldgevoel wegens mijn niet-Europees-zijn raakt me nu harder dan normaal. Ik kwam hiernaartoe vanuit Bosnië & Herzegovina om een carrière in de kunsten na te jagen en ik moet zeggen dat het leven in Amsterdam me wel bevalt. Zoals ik het zie, ben ik geïntegreerd in en word ik geaccepteerd door de Europese samenleving. Maar ik kan niet ontkennen dat mijn paspoort erg niet-Europees is.
De pandemie heeft de verborgen dieptes van mijn niet-thuishoren aan de oppervlakte gebracht. Ik kreeg bijna een hartaanval toen drommen expats Nederland verlieten in de eerste twee weken van de Corona-uitbraak. (Wees gerust, het bleef bij een bijna-hartaanval.) Het leek erop dat ze hadden zitten wachten op deze ene reden om zich, getroffen door inzicht als door de bliksem, uit de voeten te maken. De reden voor hun vertrek is legitiem, maar ik kan niet ontkennen dat mijn empathie voor hun behoefte terug te keren (wat ‘terug’ dan ook maar betekent) beperkt is.
Vanuit mijn niet-Europese perspectief lijkt Europa overal hetzelfde (zolang ik binnen de EU kijk). Natuurlijk ben ik soms klaar met de constante herhaling van regulerende rituelen binnen deze infosfeer, maar toch groeit mijn waardering voor de omstandigheden hier elke keer dat ik terugga naar Bosnië, waar ik geconfronteerd wordt met de herinnering aan de redenen voor mijn vertrek. Ik mis jEU wanneer ik me buiten je grenzen bevind.
Tegelijkertijd heb ik ook heus mijn redenen om Nederland te verlaten overdacht. Ik heb ze een lange tijd in gedachten gekoesterd, maar met een ijzeren discipline heb ik dat verlangen zeer effectief onderdrukt.
Ik herhaal: de pandemie heeft de verborgen dieptes van mijn niet-thuishoren aan de oppervlakte gebracht. Keer op keer betrap ik mezelf op het overdenken van de betekenis en de plek van een tekening van een huis met een driehoekig dak, die jarenlang het woord ‘thuis’ definieerde. Wat heeft het voor zin nostalgisch te zijn? Moet ik teruggaan? – Ik geef toe dat ik van het gevoel van gemis hou. Ik zou er een lief ding voor over hebben om nu bij de mensen in dat huis met het driehoekige dak op de tekening te zijn. Maar de Corona-uitbraak heeft dat gevoel niet versterkt. Ik vertelde mijn vriendin: ‘Als er iets is waar ik bang voor ben, is het wel mijn gebrek aan zin om terug te gaan naar huis.’ Maar ook dat gevoel duurde ook niet lang. De angst nam af naarmate de grenzen sloten; de stilte na de storm werd een ander soort pijn.
*** kriebelige behoeften: het naar boven halen van natgehuilde stroken schuldgevoel, deze in het zicht te drogen leggen en het accepteren om ze in de toekomst met zich mee te dragen. ***
[einde van het gesprek; ik wordt wakker op een andere dag]
Ik tuur in het rond vanaf mijn balkon en luister naar Aphex Twin. Ik probeer dwars door het digitale lawaai heen naar mezelf te luisteren. Het lawaai en mijn gedachten vermengen zich tot de achtergrondmuziek bij het beeld dat zich voor mijn ogen aftekent. Op de balkonnetjes om me heen zitten mensen. Ze lezen nietsvermoedend het nieuws, drinken, sporten, of doen andere dingen die ooit al wel eens gekapitaliseerd zijn – door iemand, ergens.
Terwijl de stilte van die omgeving interessanter wordt, vraag ik me af: ‘Wat probeer ik dit keer te horen? Een herinnering? Waarschijnlijk. Innerlijke angst(en)? Misschien ook wel. Een beetje van beiden.’
Ik voel aan dat een zoektocht naar antwoorden de angst en schuldgevoelens van gisteravond weer naar boven zou halen. En in tegenstelling tot normaal ben ik nu niet geïnteresseerd in schuldgevoelens. Ik verander de strategie van mijn gedachten en geef mezelf over aan oplossingsgerichte fantasieën – mede mogelijk gemaakt door het Koninkrijk der Nederlanden:
In geval van crisis: zorg ervoor dat je de crisis al had aan zien komen, zodat je voorbereid bent op de schok. Beeld je, voordat echt er iets gebeurt, wat er tijdens die ramp fout zou kunnen gaan. Bedenk manieren om met de ramp om te gaan en zoek oplossingen. Bedenk een Plan B. Een Plan C kan ook geen kwaad. Zo dek je je in tegen elke vorm van verrassing. Let ook op dat je niet struikelt.
Zodra ik deze blauwdruk toepas op de angsten waarmee ik op dit moment leef, wordt mijn fantasie concreter. De ramp die ik me voorstel is de begrafenis van een geliefde in Bosnië. Ik vraag me af: Hoe zou ik erheen reizen? Wat zou een perfecte timing zijn voor een gebeurtenis als deze? Hoeveel spaargeld heb ik? (Het antwoord op die vraag weet ik wel.) Wie zou ik om geld vragen? Met welk familielid neem ik contact op om de begrafenis door te spreken? Welke rituelen moeten we houden op de begrafenis? Wie neemt het grafisch ontwerp voor de uitnodigingen voor hun rekening? Is daar eigenlijk een vergoeding voor beschikbaar? Wie nodigen we uit? Zouden mijn Europese vrienden komen opdagen? Op wie kan ik rekenen?
Tegen de tijd dat ik al deze vragen aan mezelf gesteld had, ze zelfs had opgeschreven, was het al te laat om ze nog te ontkennen. Dat is goed. Als deze mogelijke catastrofe mijn gemoedsrust zou kunnen ondermijnen, kan ik me maar beter voorbereiden op de schok. Dat maakt de schokt wat minder heftig, als hij komt. En als het allemaal een fantastisch rampscenario blijkt te zijn, is dat alleen maar mooi meegenomen.
Ik probeer de geluiden van mijn sociale status op te vangen (nog een keer): een kunstenaar, een schrijver en… er is nog iets anders daar. Het harde tikken van een klok in mijn hoofd. Al die dingen, die zich afspelen achter de muur van mijn onzekerheden, zitten ingebakken in mijn persoonlijke bedrijfsgeschiedenis. Het zzp’er zijn voedt mijn schuldgevoel. Door mijn langdurige financiële onzekerheid voelt het alsof de noodzaak om een Europees persoonsbewijs te bemachtigen zwaarder weegt dan mijn behoefte naar huis te gaan. Maar als ik eerlijk ben is het hebben van fantastische ideeën voor fantastische projecten niet genoeg om me gerust te voelen over de toekomst. En als dit alles nou alleen voor mij consequenties met zich mee zou brengen, en niet, zoals nu, ook voor mijn familieleden in Bosnië, zou ik me waarschijnlijk niet zo schuldig hebben gevoeld over mijn meanderende loopbaan.
Ik druk op ‘terugspoelen’ en luister nog eens naar de cassette van mijn integratie. Het klinkt als: het urenlang obsessief afdalen langs de ladder van een news feed – in volledige stilte. Ik leef al jaren met de beperkingen van het net-niet-Europees-zijn. Met enige trots kan ik zeggen dat ik gedurende deze tijd een goede verstandhouding heb opgebouwd met mijn angsten. Het zijn goede vrienden geworden. Ik ga met ze uit wandelen en dan doen we alsof we samen geprivilegieerd zijn; alsof we een langgekoesterde werkrelatie hebben, die zich eindelijk uitbetaalt. We doen dat we immuun zijn geworden voor de pijn en dat we binnenkort samen gaan vissen. We letten er goed op dat we niet denken aan de nadelen van integreren in de EU – dat bewaren we voor latere overpeinzingen.
Vraag aan mezelf: waarover moet nog eens nagedacht worden?
Antwoord aan mezelf en anderen: wie stelt de vraag en wie beantwoordt hem?
Ik breng mijn aandacht terug naar de balkons om me heen. Ze worden bewoond door een kickbokser, een paar zonnebaders die er vroeg bij zijn, een knuffelig stel, De Brunchvereniging, een troste BBQ-eigenaar, de dronkenschap van de liefde, een luidkeels verveelde hond en de tuinman. Op een of andere manier ontmoeten mijn blikken nooit die van die anderen, aan gene zijde van het panoptische gebouw. We blijven voor ons uit staren, alsof we allemaal weten wat er aan de hand is. We houden onze stedelijke hyperactiviteit aangelijnd en hopen dat we hem in bedwang kunnen houden. Hoe onzeker de situatie ook is, we wachten allemaal op het moment dat de wereld ons groen licht geeft om weer afleiding te zoeken.
Een roker in pak stapt zijn balkon op en steekt een sigaret op.