E

De kunst van anders: 6 voorstellen voor culturele innovatie

Tijdens de pandemie werden bestaande structuurproblemen in de cultuursector pijnlijk duidelijk. Wat kan de sector zelf doen om dit moment tot een kantelpunt te maken?

17/01/2023




Deze tekst is een voorpublicatie van het boek De Kunst van Anders: 6 voorstellen voor culturele innovatie van Renée Steenbergen. Bij de gelegenheid van de publicatie organiseren Renée, Veem House for Performance en Platform BK het symposium ‘De kunst van het maken: Hoe zetten we de maakpraktijk centraal in het culturele ecosysteem?’. Over de ‘hoe’ valt bovendien meer te lezen in het boek, dat voor leden van Platform BK met korting wordt aangeboden, voor een prijs van 12,50 euro in plaats van 14,95 (plus 3,90 verzendkosten). Bestellen via www.ReneeSteenbergen.com.

 

Wij kunnen onze problemen niet oplossen
met dezelfde manier van denken die ze heeft veroorzaakt
Albert Einstein

Corona heeft in veel sectoren laten zien dat het economische model van rendementsdenken en groei broos is. Mensen realiseren zich niet altijd dat dit systeem ook leidend is in de cultuursector. Die is gericht op zoveel mogelijk tijdelijke projecten produceren waarmee steeds meer bezoekers en inkomsten binnengehaald moeten worden in almaar meer en grotere cultuurgebouwen. Het leidt vaak tot bijzondere resultaten, maar met een wankele basis.

Het cultuurstelsel leunt zwaar op ruim 165.000  makers en freelance cultuurwerkers die van project naar project gaan en in tijden van crisis nauwelijks het hoofd boven water kunnen houden. Zo’n systeem kent geen continuïteit en is kwetsbaar, het ondernemerschap is dan te ver doorgevoerd en doel geworden in plaats van middel. Er is dan sprake van een systeem-paradox.

Systemen zijn nodig om met hulp van een (organisatie)structuur gestelde doelen te realiseren. In de cultuur is het hoofddoel: kunst onder de aandacht brengen van publiek en zo artistieke en maatschappelijke waarde creëren. De paradox ontstaat wanneer systemen zo zwaar worden opgetuigd met regelgeving en eisen, dat controle en bureaucratie overheersen. Dan verstart zo’n systeem en krijgt vernieuwing weinig kans. Mensen gaan zich dan steeds meer aanpassen aan het rigide en onoverzichtelijke systeem- ze hebben het gevoel dat het onveranderbaar is. Gevolg is dat niemand zich meer verantwoordelijk voelt voor de negatieve gevolgen ervan,  maar die wijt aan ‘het stelsel’ of ‘het beleid’.

Toch zijn het de mensen die de systemen maken- niet andersom. Dus kunnen wij die systemen ook veranderen. Het ontwikkelen van tegenkracht is hiervoor essentieel: een manier van denken én handelen ontwikkelen die haaks staat op die van het verkalkte systeem. Want 21ste eeuwse problemen kun je niet oplossen met achterhaalde methoden die tot de verstarring hebben geleid.

Voor een duurzame omslag is een structuurverandering nodig, een stelselwijziging die is ingebet in een bredere maatschappelijke verbetering op meerdere gebieden: sociaal, economisch en ecologisch. Kortom: een transitie. De definitie van een transitie die het Dutch Research Institute for Transitions hanteert is:

Transitie is een proces van fundamentele en onomkeerbare verandering in cultuur, (institutionele) structuur en werkwijze op systeemniveau.’

Transities laten zo lang op zich wachten, omdat te lang wordt doorgegaan op de oude koers. De problemen worden wel erkend, maar alle inzet gaat dan naar pogingen het systeem te repareren in plaats van het te veranderen.

De kernvraag is nu: gaat de cultuursector zijn systemische problemen oplossen, of vluchten we terug in een vastlopend stelsel? Juist de kunstwereld met al zijn creatieve vermogen zou in staat moeten zijn om op inventieve wijze noodzakelijke veranderingen door te voeren.

De meest urgente problemen die aanpak nodig hebben, zijn:

  • Het culturele ecosysteem van kunstenaars naar publiek functioneert niet meer voldoende. Gebrek aan cultuureducatie en van eerlijke betaling van medewerkers tasten de wortels ervan aan.
  • Instellingen  staan centraal in het cultuurbeleid in plaats van de maakpraktijk, met over-institutionalisering en overaanbod tot gevolg. Institutionalisering leidt tot verkokering, een gebrek aan besef onderdeel te zijn van een systeem waarin iedere deelnemer cruciaal is.
  • Tegelijk is tussen instellingen scheefgroei ontstaan. De winnaars in het stelsel zijn de grote nationale musea en podia in de Randstad, de kleinere collega’s in de regio’s zijn kampen veelal met structurele tekorten.
  • Onderlinge concurrentie om subsidies staat solidariteit  in de weg. Geld staat centraal, de enige reden om de krachten te bundelen is altijd gericht op meer subsidie en in veel mindere mate op inhoud.
  • Het bedrijfsmatige verdienmodel van productiviteit, kwantiteit en groei leidt tot verslaving aan kortlopende projecten. Dit op output geconcentreerde systeem is belastend voor medewerkers en voor het milieu.
  • Overmatige regeldruk van de hoofdfinancier, de overheid, heeft geleid tot verstarring van het cultuurstelsel. Steeds nieuwe eisen en codes belemmeren flexibiliteit en vernieuwing en maken de sector kwetsbaar voor bezuinigingen.  Het regime van verantwoording afleggen en controle tast bovendien de kritische positie aan die juist de kunsten dienen te vervullen.
  • Vernieuwing speelt zich steeds meer af buiten de reguliere kunstinstellingen, in broedplaatsen en online.
  • Klassieke musea en podia in stenen gebouwen kunnen jongere generaties moeilijk binden en dreigen aan maatschappelijke relevantie te verliezen.

Ontkenning en weerstand

De oorzaken die de systemische aanpak van deze problemen belemmeren, zijn hardnekkig. Er is nogal wat ontkenning en weerstand tegen verandering. Dat uit zich in reacties variërend van ‘er gaat toch ook veel goed?’ en ‘het valt best mee allemaal’ tot ‘zo hebben we het altijd gedaan’ of ‘dat gaat toch niet werken’. Zittende bestuurders hebben meestal geen belang bij een transitie. Zij zijn meer gericht op repareren dan op transformeren. Vaak voelen oudere leidinggevenden geen urgentie: ‘het zal mijn tijd wel duren’. Daarbij veroorzaken steeds meer subsidie-eisen verlamming.

Ontkenning hangt samen met een blinde vlek voor de eigen rol in het systeem: zogenoemde cognitieve dissonantie, het onbedoeld  handelen in strijd met je eigen overtuiging. Veel mensen werkzaam in de cultuursector erkennen in het algemeen dat het rendementsdenken en de obsessie met groei schadelijk zijn en dat we dit zo snel mogelijk moeten veranderen. Maar velen zien kennelijk niet dat hun eigen werkkring onderdeel is van dat systeem- dus van het probleem.

Er heerst daarnaast gebrek aan gedeelde visie en doelen. De culturele sector is breed en kent een waaier aan kunstdisciplines die elk op een andere manier zijn georganiseerd. Juist die hokjes-structuur is medeoorzaak van het vastlopen.  De sector telt zo’n vijftig belangenorganisaties, met versnippering van kennis en kunde tot gevolg. Dat belemmert ook de betrokkenheid van burgers en publiek.

Ook is er gebrek aan onafhankelijke kennisoverdracht. De sector kent geen gemeenschappelijke research & development, evalueert het eigen functioneren niet in de diepte en leert daardoor niet van elkaar.  Dan zou al vóor de pandemie geconstateerd zijn dat het plafond van groei was bereikt en was er tijd geweest om post-growth -scenario’s te ontwikkelen, die meteen inzetbaar waren geweest tijdens Corona.

Sociaal kantelpunt

Een strategie om daadwerkelijk een verandering in gang te zetten die het stelsel eerlijker en gezonder maakt, is de zogenoemde ‘social tipping point’-strategie.

Dat is het toe werken naar maatschappelijk draagvlak dat systeemwijziging mogelijk maakt. Daarvoor is een reeks maatregelen nodig die elkaar versterken en gericht zijn op verandering van gedrag en sociale normen- allereerst in de kunstwereld zelf. Een cultuuromslag dus. Dat begint met handelen naar de kernwaarden van kunst: mensen schoonheid en troost bieden, andere manieren van leven laten zien, hen verdieping en verbondenheid laten ervaren.

De sector zal allereerst zelf verantwoordelijkheid moeten nemen voor een eerlijker en gezonder systeem en het goede voorbeeld geven. Bij problemen is de hardnekkige reflex: dat moet de overheid regelen, daar moet eerst meer subsidie voor komen. Maar meer geld blijven pompen in een vastgelopen stelsel heeft geen zin. Hoe langer we blijven vragen om meer subsidie voor dat oude systeem, des te langer verandering vooruit wordt geschoven.

Maar laat ook duidelijk zijn dat een transitie van het stelsel niet betekent dat er minder algemene middelen voor de kunsten beschikbaar gesteld kunnen worden. Structurele verandering kost tijd,  bezinning, inzet en samenwerking.

Herverdeling van middelen

Als kunstorganisaties zelf de problemen willen aanpakken, impliceert dat ook een herverdeling van middelen. Vanuit de ecosysteem-gedachte bezien is er sprake van over-financiering van de canon van klassieke kunsten.

Transitie-hoogleraar Loorbach stelt: ‘Vooral de mate van steun aan de duurste kunstvormen, opera en symfonieorkesten, is buitenproportioneel. Voor dat geld kun je veel alternatieven financieren.’  Zeker gezien de andere, bredere culturele smaak van jongere en meer diverse publieksgroepen.

En Fair Pay zal tot gevolg hebben dat er minder geproduceerd kan worden, omdat de kosten van overproductie niet meer afgewenteld kunnen worden op freelancers.  Een transitie gaat dus pijn doen. Maar er zal ook met meer tijd en aandacht kunst gemaakt kunnen worden die leidt tot meer reflectie en meer plezier en solidariteit.

Disruptie

Transities ontstaan niet top down maar moeten komen van initiatieven aan de randen. De kunsten kennen lange geschiedenis van disrupties, van breken met het oude en van radicale nieuwe kunststromingen, nieuwe materialen en zelfs nieuwe kunstvormen. Dat is goed nieuws: de culturele sector heeft vaker bewezen in staat te zijn zichzelf opnieuw uit te vinden.  De noodzakelijke vernieuwing die tot transitie kan leiden, is al gaande. Deze pioniers zijn dikwijls kunstenaars die zich organiseren in buiten-institutionele initiatieven. Radicale invloed komt voort uit zelforganisatie, zeggen systeemdeskundigen. In gebundelde krachten middels coöperaties, broed- en vrijplaatsen. De filosoof Theodor Adorno formuleerde het zo: ‘als kunstenaars willen overleven in een kapitalistische maatschappij, moeten zij zichzelf buiten dat systeem organiseren’.

Het zijn vaker kleinschalige initiatieven die nieuwe manieren van werken praktiseren: meer horizontaal georganiseerd, in flexibele, hybride vormen. Het maken en presenteren van kunst zijn daarin niet gescheiden maar juist verbonden. Zulke maakplekken hebben vaak ook een bindende functie in de buurt. Maar omdat ze vaak aan de randen van de officiële kunstwereld opereren, worden ze te weinig serieus genomen blijft hun invloed beperkt.

En voordat ze echt doorbreken, zijn vele alweer  gedesillusioneerd afgehaakt omdat hun inzet vaak onbetaald blijft en daarom niet is vol te houden.

Makers zijn machtig

Maar dat maakt hen niet machteloos: zij zijn met velen. Dus kunstenaars en freelance cultuurwerkers- verenig je! Auteurs, musici,  beeldhouwers, acteurs, dansers, curatoren, critici, belichters en vele anderen: onderschat je eigen invloed en veranderkracht niet!  Smeed allianties met elkaar. Het is tijd voor wat revolutie in de kunst, een nieuwe versie van de stelselhervorming van eind jaren ’60. Het is hoog tijd om de kussens op te schudden door de maakpraktijk centraal te stellen en inkomsten eerlijker te verdelen.

Bijlage:  Honorering van kunstenaars en freelance cultuurwerkers

Terwijl in de periode 2010 tot en met 2016 het aantal banen in de gehele Nederlandse economie groeide met 2,1%, daalde het arbeidsvolume in de culturele en creatieve sector met 11,5%. Het aantal culturele zzp’ers in de sector is toegenomen van 92.820 in 2010 naar 141.150 in 2018: 50% méer in acht jaar tijd. De meesten hebben een ‘hybride beroepspraktijk’, dat wil zeggen dat ze meerdere tijdelijke of freelance werkgevers hebben. Dat geldt ook voor uitvoerenden als acteurs, en cultuurwerkers als kunstcritici, auteurs en onderzoekers. Oorzaak is mede, dat deze ‘zelfstandigen zonder personeel of zzp-ers eigenlijk 40% méer betaald moeten krijgen dan collega’s in vaste dienst, omdat zij hun sociale zekerheid volledig zelf moeten financieren.

De gemiddelde beeldend kunstenaar verdient bruto 13.000 euro per jaar. Dat is een krap bijstandsniveau. ‘Slechts een klein deel van de kunstenaars kan overleven door puur verkoop van werk via de galerie of eigen kanalen,’ aldus co-directeur Eckenhaussen van belangenorganisatie Platform BK. Door de strenge bezuinigingen op cultuur sneuvelde in 2012 ook de Wet Werk en Inkomen Kunstenaars.

Hij bood kunstenaars de mogelijkheid om binnen een periode van tien jaar maximaal vier jaar een aanvulling op hun inkomen te krijgen, als zij met hun artistieke werk niet konden voorzien in een basisinkomen. Al met al leverde de intrekking van de WWIK een schamele 8 miljoen aan besparing op voor de staat. maar die wegvallende aanvulling betekent voor veel kunstenaars het verschil om net wel of niet boven de streep uit te komen. Aanvulling met een docentschap aan een kunstacademie levert steeds minder op: ook daar is sprake van nulcontracten en zogenoemde draaideur-constructies, die feitelijk illegaal zijn.

Mede door fusies van orkesten werden musici gedwongen een nulcontract te accepteren, waarbij ze op oproepbasis worden ingeschakeld. Zogenaamde remplacanten verdienen niet zelden maar 100 euro voor een heel concert en krijgen lang niet altijd een vergoeding voor repetities meteen  orkest- laat staan voor het thuis instuderen van een muziekstuk.

Een vergelijkbare rigoureuze reorganisatie speelde zich af in de theaterwereld. Alleen het Internationaal Theater Amsterdam en het Nationale Theater/Toneel hebben nog acteurs in vaste dienst; dat zijn in totaal niet meer dan tussen de 30 en 40 mensen in heel Nederland, met honderden collega’s die freelancer zijn en ’s zomers vaak in de bijstand komen omdat er dan nauwelijks wordt gespeeld.

Alle overige gezelschappen, ook in de dans, werken op project- of seizoensbasis met geschoolde en vaak zeer ervaren theatermensen. Dat geldt ook veelal voor technici, regisseurs en choreografen. De meeste onbetaalde functies zitten bij poppodia: daar is slechts 19% van het personeel in loondienst, meer dan de helft is vrijwilliger en moet het doen met een gratis concert. Auteurs en schrijvers krijgen doorgaans 10% van de opbrengst van hun boeken en werken niet zelden langere tijd op eigen kosten aan een publicatie. Voor onafhankelijk, buitenuniversitair onderzoek is geen budget meer bij vermogensfondsen.

Tijdens Corona was Werkgeverssteun (NOW) alleen beschikbaar voor de mensen in vaste dienst. De Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandig Ondernemers. 40% van de TOZO-aanvragers in Amsterdam is werkzaam als freelancers in de kunstsector. Maar van bijstandsniveau kun je al nauwelijks je huur betalen in de dure hoofdstad. Bovendien konden zij die  samenwoonden niet aanvragen.

Hoewel zzp-ers ondernemers zijn, konden zij geen bedrijfssteun aanvragen.

Al in juni 2020 meldde het Platform voor freelance musici dat er een stille ramp gaande was onder zzp-ers: ruim 60 procent van de ondervraagden gaf aan dat opdrachten voor de rest van het seizoen geannuleerd waren, bijna 40 procent had vanwege doorgeschoven programma’s al te maken met afzeggingen voor het jaar daarop. Meer dan een kwart overwoog daarom toen al zich te laten omscholen. . Gevolg: ruim tweederde van de zzp’ers kende een omzetdaling van ruim de helft van hun vroegere inkomen, zo meldde het CBS in 2021.

Er ging tien maal zoveel corona-steun naar de grote organisaties, die echter toen keer minder steun gaven aan tijdelijke krachten, kunstenaars en freelancers dan kleine organisaties. De Kunstenbond voerde en voert rechtszaken over schijnzelfstandigheid namens vaste invalkrachten van onder meer Het Balletorkest: dat moest deze zangers alsnog in dienst nemen. De ironie is dat sommigen zich inmiddels hadden laten omscholen en waren overgestapt naar een werkkring die meer bestaanszekerheid biedt. Ook lobbyde de vakbond met andere belangenorganisaties voor een eenmalige compensatie van 5.000 euro voor alle zzp-ers, maar dit voorstel haalde het niet in de politiek.




Over Renée Steenbergen

Renée Steenbergen is kunsthistoricus en zelfstandig onderzoeksjournalist en publiceert regelmatig in NRC over actuele culturele vraagstukken. Zij is bestuurslid van Platform BK. Van 2014 tot 2018 was zij senior research fellow Mecenaatsstudies aan de Universiteit Utrecht. Haar boek over noodzakelijke transities in de kunstsector verscheen in januari 2023: 'De Kunst van Anders: 6 voorstellen voor culturele innovatie'.