J

De Kunst van het Maken

Hoe zetten we de maakpraktijk centraal in het culturele ecosysteem? Lees hier het verslag van het symposium van Renée Steenbergen, Veem House for Performance en Platform BK.

27/01/2023




De uitdaging van omdenken

Op dinsdag 17 januari 2023 vond in Veem House for Performance het symposium ‘De Kunst van het Maken’ plaats, georganiseerd door onderzoeksjournalist en Platform BK-bestuurslid Renée Steenbergen, Veem House en Platform BK. Aanleiding: het recent verschenen boek van Steenbergen over systeemfouten in de kunst- en cultuursector die al langer spelen, maar door de coronacrisis zichtbaarder zijn geworden. En zes voorstellen om het systeem anders in te richten en deze problemen bij de wortel aan te pakken waardoor de praktijken van kunstenaars en makers centraal komen te staan.

In de introductie gaf Steenbergen een korte samenvatting van de systeemkritiek die in haar boek De Kunst van Anders uitgebreid besproken worden, zoals het feit dat instellingen centraal staan in het cultuurbeleid wat het lastig maakt voor individuele makers om direct geld te werven en de uitgebreide verantwoordingen die na het ontvangen van een subsidie aangeleverd moeten worden waaruit voornamelijk wantrouwen spreekt. De nadruk op groei en productiviteit hebben geleid tot onderbetaling van twee-derde van de sector, onder wie veel freelance cultuurwerkers. De kunstwereld is een lage lonensector geworden en dat is beschamend. Ze deed de oproep om tijdens het symposium onze collectieve denkkracht in te zetten om tot concrete voorstellen ter verbetering en innovatie te komen, in plaats van uitgebreide analyses waarom het huidige systeem niet goed functioneert. De nood is simpelweg te hoog onder de duizenden on(der)betaalde makers en cultuurwerkers die overgeleverd zijn aan zzp-overeenkomsten.

De middag was opgedeeld in drie panels – de makers, instellingen en vermogensfondsen – om vanuit verschillende posities binnen de sector te komen tot hervormingen om de maakpraktijk centraal te stellen.

Makers

Choreograaf Olivia Reschofsky (MOHA) en kunstenaar Aisha Pagnes (ANNASTATE) vertrokken vanuit hun maakpraktijk om te reflecteren op de structurele weeffouten in het culturele ecosysteem. Beiden maken ze deel uit van een collectief sinds hun afstuderen om de periode na de bubbel op de academie te overleven. Reschofsky, oprichtend lid van MOHA, is alle aspecten van het runnen van zo’n collectief als onderdeel van haar praktijk gaan zien, terwijl je idealiter wellicht structuren zou willen hebben die hierin kunnen faciliteren: communicatie, PR, productie, etc. ANNASTATE, het collectief waar Pagnes bij betrokken is, voorziet in (tijdelijke) atelierruimtes in Moerwijk, Den Haag, maar ze vormen gezamenlijk ook emotionele ondersteuning die afgestudeerde kunstenaars vaak missen na hun periode aan de academie. Moderator Koen Bartijn, codirecteur van Platform BK, merkte op dat makers vanuit een noodzaak ook inventief zijn in het vinden van oplossingen voor structurele problemen binnen de sector.

Op de vraag waar ze behoefte aan hebben om hun maakpraktijk centraal te kunnen stellen, antwoordden zowel Reschofsky als Pagnes: “Ruimte”. Letterlijk in de vorm van een atelier, maar ook ruimte voor experiment, dat er niet per se een resultaat hoeft te volgen bij subsidies vanuit overheden of fondsen. Vanuit het publiek benadrukt een kunstenaar het belang van een eigen plek hebben. Ze heeft zelf al ruim 20 jaar een atelier in Amsterdam, maar ziet dat het voor jonge makers veel lastiger is geworden en dat er vanuit corporaties en verhuurders minder mogelijk is. Het is dubbel: Reschofsky en Pagnes hebben een route in de culturele sector afgelegd waardoor ze bepaalde vaardigheden hebben ontwikkeld en nu beter in staat zijn om tussen de regels door toch een eigen praktijk op te bouwen, maar dit staat het omdenken tot op zekere hoogte in de weg.

Instellingen

In het tweede panel komen de directeuren van drie instellingen aan het woord: Jolanda Spoel, Jacqueline Grandjean en Marga Kroodsma. Alle drie zijn ze op zoek naar een nieuwe verhouding tussen hun instituut, fondsen en het Rijk en makers, zoals moderator Steenbergen aangaf zijn instellingen op grotere afstand van makers komen te staan, onder andere door de geldstromen die voornamelijk via instellingen lopen en de nadruk op instituten als poortwachters om de kwaliteit van makers te waarborgen. Kroodsma heeft ervoor gekozen om juist te focussen op het begeleiden van makers. Spoel ambieert met het Bijlmerparktheater een laagdrempelige instelling te zijn die zowel grotere producties programmeert als een open studio biedt voor (jonge) makers uit de buurt. In het Noordbrabants Museum probeert Grandjean sinds haar recente aantreden letterlijk de deur te openen voor makers door één keer per maand een middag beschikbaar te zijn om met lokale makers te praten. De verzakelijking van musea als onderdeel van het mantra ‘cultureel ondernemerschap’ heeft de macht van instituten ten opzichte van makers verder vergroot. Net als de toename van budgetten voor het onderhoud van cultureel vastgoed, zoals wordt opgemerkt in de zaal. Het geld en de uren die instellingen daaraan kwijt zijn, kunnen niet aan makers worden besteed.

Kroodsma geeft een ander perspectief. Bij Veem House staat ontwikkeling centraal, de uitkomst staat niet vast. Door de focus op output en spreiding van fondsen ontvangen zij geen structurele steun die nodig is om risico’s te kunnen nemen. Ook zij ziet de roep van makers voor ruimte en matchmaking in de ontwikkelfase. Er is sprake van onderfinanciering van kleinschalige organisaties, waar naast artistieke ontwikkeling ook aandacht is voor professionalisering en positionering.

Grandjean opperde in navolging van haar spreekuren om portfolio-middagen te organiseren en om beter voor makers te zorgen. Musea kunnen niet elke maker een podium geven, maar kunnen wel fungeren als matchmakers voor het gehele veld en kunstenaars op weg helpen of koppelen aan andere instellingen. Maar ook bij dit soort praktische voorstellen, die om oprecht commitment vragen om in de praktijk gebracht te worden, blijft de machtsongelijkheid tussen maker en instelling groot. Zoals een aanwezige het verwoordde: “Ik mis in dit gesprek de woorden ‘geld’ en ‘macht’, die beiden een grote rol spelen.” Het gewenste trickle-down effect van instellingen naar makers bleek tijdens de coronacrisis niet van de grond te komen. Kunnen vermogensfondsen een deel van de oplossing zijn?

Vermogensfondsen

Cathelijne Broers, directeur van het Prins Bernhard Cultuurfonds (PBCF), haalde ons meteen uit de droom: ze honoreren geen aanvragen waarbij het niet van tevoren duidelijk is wat de uitkomst zal zijn of waar geen presentatieplek is toegezegd. Mecenaatsdeskundige Steenbergen wijst er ook in haar boek op dat de carrousel van tijdelijke projecten de precaire arbeidspraktijk voor freelancers en kunstenaars mede in stand houdt. Een eerder voorstel tijdens het symposium van Marga Kroodsma om als sector meer in te zetten op Research & Development (R&D), om te investeren in wat we nog niet weten, zou dus door andere fondsen of instellingen zelf bekostigd moeten worden. Ook heeft het PBCF geen regelingen voor individuele kunstenaars, om dezelfde reden dat er een uitkomst moet volgen die voor het publiek ergens te zien of ervaren is. Broers deelde wel enkele beleidswijzingen waar ze momenteel aan werken na opmerkingen vanuit de zaal: het mogelijk maken van aanvragen door collectieven of coöperaties naast stichtingen en verenigingen en het uitbetalen van 100% van het toegezegde bedrag bij honorering, in plaats van 40% voorafgaand aan het project en 60% na het indienden van de verantwoording. Een ander belangrijk punt dat gemaakt wordt door een aanwezige kunstenaar is de dynamiek waarbij niet het volledige gevraagde bedrag gehonoreerd wordt door een fonds en wat vervolgens afgewenteld wordt op de kunstenaars en freelance cultuurwerkers die meewerken aan het project en onderbetaling in stand houdt.

Fondsendeskundige Rien van Gendt signaleerde een aantal belangrijke kansen voor de cultuursector. Als eerste observeert hij een verschuiving van projectfinanciering naar lange-termijnfinanciering bij algemene vermogensfondsen, waar ook overhead meegenomen kan worden in de begroting. Voor vermogensfondsen is dit interessanter omdat de huidige korte-termijninvesteringen vaak eroderen en er simpelweg niet genoeg tijd en geld is om (maatschappelijke) impact te bewerkstelligen. Van Gendts concrete voorstel voor het culturele ecosysteem is regranting waarbij een tussenorganisatie die lokaal geworteld is, geld verdeelt namens een vermogensfonds. Zij zitten namelijk in de haarvaten van de sector, zijn bekend met de vele micro-initiatieven en weten beter wat er speelt dan de managementlaag van een fonds. Het doet denken aan de collective pot die door ruangrupa bij documenta fifteen werd geïntroduceerd op basis van de waarden van lumbung en de commons om verschillende makers en collectieven te financieren. Het enige doel van zo’n tussenorganisatie is om anderen te financieren waardoor een andere dynamiek ontstaat dan bij het trickle-down gedachtegoed.

If not now, when?

Steenbergen eindigt het symposium met een oproep om krachten te bundelen en gezamenlijk aan hervormingen op systemisch niveau te werken die de sector rechtvaardiger en toekomstbestendiger maken. Ondanks de vele werkenden en ruim 50 belangenorganisaties die de sector rijk is, komt protest of collectief dwarsliggen weinig van de grond. Samenwerking tussen makers, instellingen en fondsen op specifieke onderdelen zoals het uitvoeren van fair pay of de onderlinge concurrentie om subsidie te verminderen zou al een groot verschil kunnen maken. Ook deze middag blijkt hoe vastgeroest het systeem is en hoe moeilijk het is om buiten de huidige kaders te denken. Zelfs voor een publiek grotendeels bestaande uit makers die de kracht van verbeelding misschien wel dagelijks inzetten. Het is taak om nu door te pakken en het potentieel van R&D voor het gehele culturele ecosysteem te verkennen: zonder vooraf bekende uitkomst.

 

Het boek De Kunst van Anders. 6 voorstellen voor culturele innovatie (2023) van Renée Steenbergen is voor Platform BK leden met korting te bestellen voor €12,50 in plaats van €14,95.




Over Esmee Schoutens

Esmee Schoutens werkt als onderzoeksassistent bij het Nationaal Museum van Wereldculturen en is zelfsandig onderzoeker, redacteur en curator. Ze studeerde Critical Studies and Cultures van de Vrije Universiteit en heeft gewerkt bij meerdere hedendaagse kunstinstellingen, zoals het Amsterdam Museum, het Stedelijk Museum Amsterdam en Marres. Schoutens is gespecialiseerd in de relatie tussen kunst en technologie en artistieke reacties op de opkomst van digitale technologieën inde jaren 1960 en 1990. Esmee is algemeen bestuurslid van Platform BK.