Platform BK werd door Amsterdam Alternative gevraagd een evaluatie te schrijven over het kunstbeleid van de Amsterdamse coalitie. Wat is er terechtgekomen van het ambitieuze nieuwe geluid?
Platform BK werd door Amsterdam Alternative gevraagd een evaluatie te schrijven over het kunstbeleid van de Amsterdamse coalitie. Wat is er terechtgekomen van het ambitieuze nieuwe geluid?
Met het coalitieakkoord ‘Een Nieuwe Lente en een Nieuw Geluid’ presenteerden GroenLinks, D66, PvdA en SP in 2018 een progressieve agenda met veel ambitie voor kunst en cultuur in de stad. Na de uitverkoop van gemeentelijk vastgoed voor 250 miljoen euro door het voorgaande college schreef het huidige college: ‘Gemeentelijk vastgoed is van de stad en van de Amsterdammers.’ Het college beloofde meer (permanente) broedplaatsen, de borging van plekken voor kunstenaars, bescherming van rafelranden, vastleggen van de zogeheten IJzeren Voorraad aan ateliers en atelierswoningen, en afspraken bij nieuwbouw met ontwikkelaars voor nieuwe ateliers en atelierwoningen. Dit klonk dus inderdaad als een nieuw geluid waar een sociale visie achter verscholen leek. Nu vraagt Platform Beeldende Kunst zich echter hardop af wat er terecht is gekomen van dit ambitieuze geluid.
Het budget voor broedplaatsen werd door het huidige college bij aanvang verhoogd van bijna 2 miljoen naar 3,5 miljoen euro per jaar. In 2019 werd van dat jaarlijkse bedrag echter al stilletjes 850 duizend euro afgehaald. En vorig jaar lag het voorstel in de gemeenteraad om dat terug te schroeven naar 1,7 miljoen euro in 2021 en 0 euro in 2023. De ambitie om meer (permanente) broedplaatsen te creëren is natuurlijk onmogelijk te realiseren met minder budget dan het vorige college beschikbaar stelde. Weliswaar zijn er zeer kleine tekenen van hoop met de aanstaande, permanente, coöperatieve broedplaats Bajesdorp als voorbeeld. De reële angst dat vijftien van de zestig broedplaatsen binnen afzienbare tijd verdwijnen is echter veel groter en doet die hoop volledig teniet. Broedplaatsen staan nog steeds onder druk en zolang veel broedplaatsen tijdelijk zijn blijft het dweilen met de kraan open.
De minimale aantallen aan ateliers en atelierwoningen die eigendom zijn van gemeente en woningbouwcorporaties zijn vast gelegd in de zogenaamde IJzeren Voorraad. In tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden is die voorraad in de praktijk fluïde. Hoewel de coalitie de ambitie uitsprak deze aantallen nu echt vast te leggen konden corporaties in 2020 nog altijd ateliers en atelierwoningen verkopen voor een andere bestemming dan kunst. Het effect op de IJzeren Voorraad blijft compleet onduidelijk, omdat de meeste woningbouwcorporaties het aantal atelierwoningen niet openbaar maken en deze informatie enkel ter inzage delen met raadsleden.
In mei 2020 deelde De Key mee dat de verkochte atelierwoningen in de Haarlemmer Houttuinen in hun ogen rechtmatig was. De Key noemde hiervoor als argument dat het de afgelopen jaren in samenwerking met WOW-Amsterdam veertig nieuwe kunstenaarswoningen heeft gerealiseerd in kunstenaarscomplex Lieven. De voorwaarden van deze atelierwoningen laten echter te wensen over. Ten eerste zien we dat De Key de definitie van atelierwoning oprekt door ook woningen zónder ateliers als atelierwoning te bestempelen. Zolang er maar een kunstenaar woont en werkt. In een serie interviews met jonge kunstenaars woonachtig in Lieven laten de bijgaande foto’s zien hoe zij bij gebrek aan ruimte hun keuken als studio gebruiken. Uiteraard is het fijn voor de kunstenaars dat ze een woning hebben. Minder fijn is hoe De Key creatief beknibbelt op de vierkante meters.
Bovendien worden al deze nieuwe atelierwoningen alleen verhuurd met een jongerencontract, een constructie die mogelijk werd onder het vorige college. Hierdoor kunnen deze atelierwoningen voor slechts maximaal twee keer vijf jaar worden verhuurd. In de praktijk is dit vaak slechts één maal per vijf jaar. Het huidige college heeft hier geen verandering in aangebracht. Binnenkort breekt de tijd aan dat de eerste vijfjarige jongerencontracten van kunstenaars aflopen. Dit zal leiden tot een gedwongen uitstroom van kunstenaars uit Amsterdam in plaats van de beoogde ‘doorstroom’ waar het coalitieakkoord over spreekt. Deze jongeren hebben immers geen plek om naar door te stromen. Dat het college niet inziet dat ze een stoelendans creëert die leidt tot uitstroom is op z’n zachtst gezegd dubieus. Temeer omdat het college in 2018 de ambitie uitsprak om plek voor kunstenaars te borgen.
Een andere mooie ambitie die het college niet realiseert is de bescherming van rafelranden. Op 7 januari 2019 werd ADM ontruimd. De bewoners kregen een andere tijdelijke locatie aangewezen in Noord, de zogeheten slibvelden. Ook hier is de tijdelijkheid wederom spelbreker. Het is alsof kunst en cultuur hooguit worden gedoogd in plaats van ‘geborgd’, zoals het coalitieakkoord beloofde. Ook de ambitie om geen gemeentelijk vastgoed te verkopen bleek slechts tijdelijk. De gemeente wil de tekorten ten gevolge van de coronacrisis opvangen met de verkoop voor 10 miljoen euro aan gemeentelijk vastgoed in 2022.
De uitbraak van de coronapandemie heeft uiteraard tot vooraf ondenkbare situaties geleid. Toch zijn verschillende keuzes mogelijk. In de herfst van 2020 kondigde de coalitie voor 13,5 miljoen euro aan bezuinigingen aan op broedplaatsen, de Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA), cultuureducatie en cultuurparticipatie, en het projectbudget van het Amsterdams Fonds voor de Kunst (AFK). Door protest, collectieve actie en lobby werden de bezuinigen op de OBA en de broedplaatsen twee weken voor kerst teruggedraaid. Ook kregen een paar instellingen die bij de verdeling van het AFK-budget buiten de boot waren gevallen alsnog subsidie. De coalitie wilde toch ‘knokken voor wat kwetsbaar is’, aldus Femke Roosma, fractievoorzitter van GroenLinks Amsterdam.
Het is fijn dat de coalitie zo wendbaar met politieke overtuigingen kan omspringen. In de overgebleven bezuinigingen en de verdeling van de coronasteungelden zijn het vooral de zelfstandige kunstenaars en andere zelfstandigen in de culturele sector die er bekaaid vanaf komen. Meer gemeentelijk vastgoed zal worden verkocht, duurzame woon- en werkplekken voor kunstenaars zullen de komende tijd blijven verdwijnen, en er is nog minder subsidie beschikbaar voor zelfstandige kunstenaars en kleine instellingen. Zo drukt de crisis het zwaarst op hen voor wie eerlijk betaald werk in de sector al schaars is en voor wie niets zo moeilijk is als het vinden van een duurzame, betaalbare woon- en werkplek.
Er is nogal wat nodig om op te boksen tegen de voortrazende coronacrisis, de oververhitte vastgoedmarkt en rijke investeringsmaatschappijen. Maar wat gedurende deze beleidsperiode wel is gebleken, is dat er niet veel terecht is gekomen van de ambities in het coalitieakkoord. Het ontbreekt de coalitie duidelijk aan een sociale visie achter haar beleid. Kunstbeleid is in vele gevallen sociaal beleid en niet slechts omdat kunstenaars zoveel goeds kunnen doen voor de kwetsbaren en hulpbehoevenden in de stad. Het gebrek aan ruimte voor kunst en cultuur is diep verweven met het gebrek aan sociaal-maatschappelijke voorzieningen. In beide gevallen gaat het over invulling van de stedelijke ruimte, de inzet van maatschappelijk vastgoed en collectieve voorzieningen, en bovenal de verdeling van kapitaal.
Onlangs maakte de coalitie haar plannen bekend om sociale huurwoningen op te kopen die op de markt dreigen te verdwijnen. Het is een geluid dat lang niet uit de Stopera heeft geklonken. Duurzame huisvesting en werkplekken is de basis voor alle kunstpraktijken. Voor het behoud hiervan moet de gemeente stoppen met de verkoop van gemeentelijk vastgoed en het juist uit de markt halen. De gemeente moet stoppen met de stoelendans, maar juist kunstenaars de ruimte geven om zich te wortelen. Als de nieuwe lente zich straks aandient zullen wij ons er hard voor maken dat dat nieuwe geluid niet al te hol klinkt.
Dit artikel verscheen in de Amsterdam Alternative van 15 maart 2021 en op de website van Amsterdam Alternative.