Opiniestuk door Tobias Kokkelmans, in samenwerking met Anoek Nuyens voor de Theatermaker (april 2016)
Opiniestuk door Tobias Kokkelmans, in samenwerking met Anoek Nuyens voor de Theatermaker (april 2016)
We zijn allemaal ondernemer. Of we onszelf nu zo noemen of niet. Of we nu werkgever, werknemer of freelancer zijn. Zelfs als we niet aan de arbeidsmarkt deelnemen, als we nog studeren of al met pensioen zijn, kijken we naar de wereld als een Zelfstandige Zonder Personeel. We kennen geen regimes meer, behalve het regime dat we onszelf opleggen.
Natuurlijk zijn we sceptisch over dat hele zelfstandig ondernemerschap. De lotgevallen van uitgebuite zzp’ers worden tegenwoordig breed uitgemeten in de media. Uiteraard snappen we dat winstmaximalisatie tot grotere ongelijkheid en uiteindelijk tot uitholling leidt. Vanzelfsprekend waarschuwen we tegen overmatige zelfproductie, tegen de veelvuldig voorkomende burn-outs en de teloorgang van ons sociale stelsel. We zien hoe het ‘ieder voor zich’ is in deze rat race to the bottom.
En toch blijven we ons eigen graf maar doorgraven. Op de bühne zijn we kritisch, maar in de coulissen ondernemen we net zo hard mee. Van alle sectoren in Nederland zijn relatief de meeste zzp’ers in de cultuursector werkzaam, blijkt uit onderzoek van de Academie voor Arbeidsmarktcommunicatie. In de Verenigde Staten heeft de flexibilisering van de arbeidsmarkt zelfs haar eigen catch phrase: de ‘gig economy’. Waren ‘gigs’ (optredens) ooit nog voorbehouden aan musici en artiesten, tegenwoordig beunt elke bouwvakker, zorgmedewerker, wetenschapper of politicus bij in deze schnabbeleconomie.
Typeerden ooit de bankiers uit de film Wall Street onze verbeelding van de neoliberale ideologie, na de kredietcrisis en de bezuinigingen namen wij kunstenaars en kunstmakelaars die rollen over, bang als we waren om in de vaart der volkeren als paria’s achtergelaten te worden. We zijn geen linkse hobbyisten; we zijn cultureel ondernemers. Wij zijn niet de criticasters van het ondernemersideaal; wij zijn de nieuwe voorhoede.
Lenig denken
Hoe kan dat toch? Als we weten dat het ondernemersideaal een sprookje is, waarom blijven we er dan in investeren? Een belangrijke reden is dat we het nog altijd associëren met kernwaarden als persoonlijke vrijheid, autonomie, creativiteit, zelfontplooiing, out-of-the-box-denken, flexibiliteit, het denkbeeld dat wijzelf de architecten van ons eigen geluk zijn… Maar kloppen die associaties wel? En, veel belangrijker wat zijn die waarden ons überhaupt nog waard? Willen we het ondernemersparadigma achter ons laten, dan moeten we die bijbehorende kernwaarden ook eens goed durven te betwijfelen en te herijken. Anders blijven we onszelf tegenspreken en komen we geen stap verder.
Vaak hebben we niet eens door dat we in kringetjes blijven draaien. Afgelopen december kopte onze vakbond FNV Kiem in zijn ledenmagazine: ‘FNV wil ook cao-afspraken voor zzp’ers’. Het artikel was een vurig pleidooi voor de afschaffing van onzekere contracten, voor de versterking van de arbeidsmarktpositie van iedereen, tegen de groeiende inkomensongelijkheid, tegen uitbuiting en zelfuitbuiting. Ironisch genoeg stond ernaast een advertentie van het zelfhulpboek Lenig denken, technieken voor creatieve denkkracht:
‘Met creatieve denktechnieken doorbreek je routines en leer je buiten de gebaande paden te treden. Dat stelt je in staat om originele ideeën en oplossingen te bedenken en nieuwe kansen te scheppen, zowel op het werk als thuis. Ontdek hoe je creativiteit kunt inzetten om meer succes en plezier in je dagelijks leven te creëren!’
Gebaande paden en routines zijn blijkbaar slecht, dus aan de slag, get yourself out there. Als we eraan onderdoor gaan, kunnen we namelijk niemand iets verwijten behalve onszelf. Hadden we maar flexibeler moeten zijn, ons maar niet zo star moeten opstellen, maar meer bodyscans moeten laten doen, meer life hacks moeten inlassen, de laatste declutter-your-e-mail-tips moeten toepassen, maar ‘leniger’ moeten denken.
We willen vrij en autonoom zijn, en zitten daardoor gevangen in onze eigen prestatiedrang. Zelfs het zoeken van balans is een prestatie geworden. Ziedaar het recept van onze collectieve depressie, hét ziektebeeld van de eenentwintigste eeuw. In zijn boek De terugkeer van Eros schrijft de Koreaanse filosoof Byung-Chul Han: ‘De depressie is kenmerkend voor een tijdperk waarin men in een excessief openen en ontgrenzen het vermogen heeft verloren om te sluiten en af te sluiten. Ook het prestatiesubject is niet in staat tot sluiten, afsluiten. Het bezwijkt onder de last om steeds meer prestaties te moeten leveren.’
Gated communities
Kritiek op het zelfstandig ondernemerschap wordt vaak weggewuifd met een verklaring dat de wereld nu eenmaal ‘in transitie’ is. Dat mensen zich niet meer aan grotere instituties zouden willen verbinden, en dat er bovendien netwerken ontstaan die beter passen bij het vrije, nomadische bestaan van de ondernemende mens.
Neem bijvoorbeeld broodfondsen: arbeidsongeschiktheidsverzekeringen bedoeld voor – en bekostigd door – kleine groepen zelfstandigen. Ze worden geprezen als nieuwe vormen van sociale verantwoordelijkheid, op kleine en herkenbare schaal. Maar in feite zijn het gated communities die functioneren op basis van exclusiviteit, die geen echte sociale differentiatie kennen en losstaan van een grotere ethische of politieke verbintenis.
Hoe we naar onszelf en ons werk kijken, bepaalt ook hoe we naar de wereld kijken. Als zelfstandig ondernemer laten we de grotere sociale verbanden los en reorganiseren we ons binnen kleine autonome cellen. Is er straks alleen nog maar eendracht binnen de ons-kent-ons-gemeenschap? Hoe divers zijn de groepen waarbinnen we straks zullen bewegen? Zijn we in ons ondernemerswereldbeeld nog wel in staat om over onze muren heen te kijken en het grotere, publieke belang te zien? Als we nu al zo weinig eendracht ervaren bij de echt grote sociale vraagstukken, zoals bijvoorbeeld onze betrokkenheid in de vluchtelingencrisis, wat belooft dat dan voor de toekomst?
Oproep
Het is mooi dat we kritiek willen uitoefenen op het ondernemerschap en dat we zelfs pleiten voor nieuwe vormen van verbintenis en solidariteit, maar dat zet geen zoden aan de dijk als we tegelijkertijd de onderliggende waarden klakkeloos blijven herhalen en bevestigen. Want wat leveren het maakbare geluk, flexibiliteit, het excessieve ontgrenzen en openen, het verlangen naar persoonlijke vrijheid en autonomie ons nou uiteindelijk op, behalve toenemende uitsluiting en zelfuitbuiting?
• Kunnen we, in plaats van steeds maar out-of-the-box te denken, eens terug in-the-box? Kunnen we ons eens bezinnen op het infarct van het teveel, op de voortdurende aanwezigheids-, zichtbaarheids- en productiedwang, op onze Fear Of Missing Out? Kunnen we ons recht op afwezigheid terug claimen?
• Kunnen we, in plaats van zelfontplooiing en zelfontwikkeling, eens nadenken over terugplooien en afwikkeling? Kunnen we in plaats van alsmaar meer te willen – en daarbij groeiende tekorten aan te boren – ook eens benoemen wanneer we voldaan zijn, wanneer we kunnen stoppen, wanneer het klaar is? De meesten van ons werken binnen een stichting. Is het doel van een stichting niet uiteindelijk het oplossen van een maatschappelijk probleem? Is ons doel dan niet uiteindelijk: zelfopheffing?
• Kunnen we, in plaats van steeds maar flexibel en creatief te moeten zijn, ook eens standvastig zijn, stilstaan en zaken proberen te verdedigen, voordat we het kind met het badwater weggooien? Waartoe dient een collectieve arbeidsovereenkomst? Hoe is ons sociale stelsel opgebouwd? Hoe wordt het tegenwoordig uitgehold? Hoe kunnen we het revitaliseren?
• Kunnen we, in plaats van alsmaar onze onafhankelijkheid te benadrukken, weer eens investeren in gezamenlijke verantwoordelijkheid, in een gezamenlijk, groter idee van rechtvaardigheid? Als we zo nodig een voorhoede willen zijn, dan graag niet alleen op de bühne, maar ook in de coulissen.
Fair practice
Laten we bij onszelf beginnen. Diverse kunstplatforms uit België (State of the Arts), Duitsland (Koalition der Freien Szene) en Nederland (Platform BK & Het Transitiebureau) werken momenteel aan een ‘Fair Practice Label’. Daarin komen kunstenaars, cultuurwerkers, instellingen, vakbonden, lobby-organisaties en overheden tot afspraken over rechtvaardiger werkomstandigheden in de cultuursector.
Met het Fair Practice Label kun je – als organisatie of als individu – laten zien dat je de arbeidswetgeving respecteert, contractuele rechtszekerheid en de opbouw van sociaal-financiële rechten garandeert, met name ook voor de kwetsbaarste spelers in het veld. Verder streeft het label naar een ethische standaard over hoe inkomsten en uitgaven in deze publieke sector zo eerlijk mogelijk verdeeld kunnen worden. Als we al een Governance Code Cultuur hanteren voor afspraken omtrent goed bestuur, dan moeten we toch zeker ook een instrument kunnen ontwerpen omtrent goede besteding en een duurzamere arbeidspraktijk?
Dat is zeker nog geen gelopen race. Want wat is ‘eerlijk’ als we onszelf steeds maar blijven vertellen dat de beschikbare middelen in de culturele sector niet toereikend zijn, en vervolgens maar op onszelf blijven interen? Daarom voeren wij de komende tijd verschillende gesprekken over dit onderwerp. We nodigen je uit je te mengen in de discussie.
’United we stand: gesprekken over een fair practice label in de kunsten’
16 april, IETM (Amsterdam); september, Nieuwe Grond/TF (Amsterdam).