C

Springlevend? – verslag Tweede Kamerdebat Ruimte voor cultuur

Verslag Tweede Kamerdebat Ruimte voor cultuur, 24 juni 2015
“De sector leeft, of die springlevend is dat nuanceer ik op onderdelen.”
Minister Bussemaker tijdens het debat

30/06/2015




Na het rondetafelgesprek van 17 juni was de spanning natuurlijk groot. Hadden de vele sprekers door kunnen dringen tot de Kamerleden? Was het hen gelukt om iets van de urgentie die gevoeld wordt in de kunstsector, over te brengen?

Michiel van Veen (VVD) opende het debat met een verhaal uit zijn dagelijks leven dat voor hem duidelijk maakt dat de kunst en cultuur sector er prima voor staat. Hij had onlangs een folder van de schouwburg ontvangen en hij zag dat het aanbod zo rijk en divers was, dat alle “theatrale tranen” uit de sector over uitholling en kaalslag blijkbaar niet klopte. Vera Bergkamp (D66) interrumpeerde hem na welgeteld 1 minuut en 30 seconden en merkte op dat de toon, die vorige week als vriendelijk door de sector werd beschouwd, nu toch weer terug was bij de onverzoenlijke Zijlstra-toon. Mocht dat zo zijn, antwoordde van Veen, was hij daar trots op, want de sector was er alleen maar op vooruit gegaan na de bezuinigingen. Er was meer oog voor het publiek en de “artiesten denken weer na over hun product”. Zijlstra had helemaal gelijk gehad!
Voor de VVD’er deden de vele voorgelegde feiten, statements en verhalen uit de sector hem geen seconde twijfelen aan het gelijk van de gevoerde politiek en de wijsheid van de grote leider, Zijlstra. Een half jaar geleden had de heer van Veen ongetwijfeld met dezelfde wijsheid V&D financieel gezond verklaard – op basis van een catalogus die hij in de bus had ontvangen.

Bergkamp, Jasper van Dijk (SP) en Esther Ouwehand (PvdD) probeerden met duidelijke vragen en goed verwoorde zorgen over de staat van de sector, de minister te bewegen om iets van de beweegredenen achter de gevoerde politiek uit te leggen. Bergkamp: “Cultuurbeleid was goed, nu niet meer. Bureau Beerenschot zegt dat de grootste klap nog moet komen. Kijk niet alleen naar de BIS instellingen, maar ook naar de fondsgesteunde instellingen”. Ouwehand: “Waarom 18 mln. extra? Was dat na zorgvuldig overwegen, of was dat ‘wat er los te krijgen was?” Van Dijk: “43 instellingen zijn gestopt, de kwaliteit is gedaald, dit gaat over ‘puinruimen en pijnruimen’. Ook de arbeidspositie van kunstenaars gaat steeds achteruit. Zou het niet mogelijk zijn om iets van de 5 mld. te besteden aan reparatie?” (Hier merkte van Veen op, dat het in de cultuursector “blijkbaar niet gaat om het publiek, maar een redelijk salaris”). Ook de geplande BTW verhoging hield van Dijk aan als funest voor de sector, waarop Jacques Monasch (PvdA) zei dat de BTW verhoging onder Rutte I “een kille BTW verhoging was”, maar dat deze nieuwe verhoging “past in een geheel afgewogen” herziening van het belastingstelsel.

Door alle aanwezigen werd het belang van cultuureducatie benadrukt. De ideeën over de uitvoering en invulling ervan lopen uiteen, maar er lijkt een redelijke consensus te zijn over het idee dat zowel praktijk als theorielessen een waarde vertegenwoordigen die niet onderschat mag worden.
Minister Bussemaker herhaalde in haar antwoord het inmiddels bekende verhaal, dat het haar écht om meer gaat dan de toon alleen. Kunst heeft een intrinsieke waarde en hoort niet de sociale of economische problemen van de samenleving op te lossen (en toch begon ze wéér met een verhaal over een ballerina die mensen met Parkinson helpt met hun lichaam om te gaan). “Mozart is Mozart vanwege zijn muziek, niet vanwege de toerisme in Salzburg”.

Hierop voegde ze toe dat ze hoopte dat “de tijd van terug of omkijken in wrok voorbij is”. Daarmee doelde ze waarschijnlijk op de sector, die dus geen eigen analyse zou mogen maken van de reële effecten van de politieke besluiten van haar voorganger en de daardoor aangerichte schade. Marc van Warmerdam stelde het al tijdens het rondetafelgesprek: “Halbe Zijlstra mag geen ongelijk hebben gehad”. Daarna herhaalde ze in een woordenwisseling met Ouwehand minstens drie keer dat “ik constateer dat de sector vraagt om 70 mln., ik constateer dat de Raad voor Cultuur vraagt om 30 mln. en ik constateer dat ik 18 mln. geef”, om vervolgens te zeggen dat “ik besef dat er problemen zijn en dat 18 mln. niet genoeg is”.

Over de arbeidspositie van de kunstenaar zei Bussemaker dat “een medewerker in de sector een fatsoenlijk inkomen moet verdienen. De sector is zelf verantwoordelijk voor afspraken”, en instellingen “moeten realistische plannen indienen met oog voor medewerkers”. Monasch wilde dat er “een normatief kader vanuit de minister moet komen”. Het lijkt erop dat men de noodzaak van een richtlijn of wettelijke regeling voor kunstenaarshonorarium steunt, maar hier geen extra geld voor zal vrijmaken.

Aan alles was te voelen dat Bussemaker volledig klem zit, gegijzeld door voornamelijk de VVD, maar ook door de rare kabinetsconstructie die telkens weer zorgt voor beleid dat the worst of both worlds oplevert. Een ernstige uitkomst hiervan is dat er geen inhoudelijk gesprek gevoerd kan worden over wat nou de rol van kunst is en waarom het belangrijk is om te ondersteunen. De VVD, bij monde van van Veen, ziet alleen een uitgavepost en is volstrekt onverschillig tegenover ideeën over kritische discussie of andere manieren om de wereld te beschouwen, en dus wordt ieder debat naar het niveau rendementsdenken gehaald: “Natuurlijk gaat het om geld. Iedereen wil daar wat van meepakken, daarom moeten we juist de criteria [publiekscijfers] aanscherpen”. En omdat de PvdA geen duidelijke maatschappijvisie meer lijkt te hebben, gaan ze erin mee, uit angst voor het eeuwige dreigement van ‘de peilingen’. Zo vervlakken en verstommen de discussies over de inrichting van onze samenleving en alle beslissingen worden in gesloten overleggen genomen. De burger, of in de woorden van Bussemaker, de kunstenaar, moet dan maar blij zijn met ‘de ruimte’ die ze als een verlichte despoot uitdeelt: “Ik geef ruimte, en vraag de sector die ruimte te gebruiken en dat gebeurt ook. Maar ruimte is niet vrijblijvend”.

Politieke verantwoordelijkheid zou dat ook niet moeten zijn.




Over Rune Peitersen

Rune Peitersen (1971) is beeldend kunstenaar en medeoprichter en algemeen bestuurslid van Platform Beeldende Kunst. In zijn werk bevraagt hij de bronnen en denkbeelden die ten grondslag liggen aan onze visuele wereld. Tevens is hij mede-oprichter van de kunstenaarsgroepen Calcite Revolt en Platform Re-set.


GERELATEERDE ITEMS