F

Werk op afstand? Eis een inbelverbinding

Precaire praktijken #2. Over een nieuwe netiquette, gemaakt door cultuurwerkers.

12/06/2020




Wat werk betreft had de intelligente lockdown voor mij niet erger kunnen beginnen. Het lukte me niet Microsoft Teams te installeren, ik kreeg mijn camera niet aan de praat en bovendien had mijn internetverbinding de hik. De verbinding was de helft van de tijd ontzettend stroperig, zonder me er ooit helemaal vanaf te gooien. Stel je mijn videocalls voor: de eeste vijf minuten gaat alles gesmeerd en opeens begint het verval: bevroren gezichten, verknipte stemmen, heropstarten en verversen, ongeduld en ontmoediging. Een korte zin die minutenlang duurt om uit te spreken. Het was alsof ik werd teruggeworpen in de tijd van de inbelverbinding, maar met de online communicatiemiddelen van vandaag.

Maar, wacht eens even, het inbeltijdperk was toch helemaal niet zo erg? Ik kan de gedachte niet van me afschudden, dat het hebben van een inbelverbinding zo gek nog niet zou zijn nu we opeens met z’n allen gaan thuiswerken. Dus probeerde ik me voor te stellen hoe werk op afstand met een inbelverbinding dezer dagen zou zijn.

De meeste communicatiekanalen die we hebben, zoals chats en email, zouden gewoon beschikbaar blijven. Je zou nog steeds een presentatie kunnen opnemen en hem kunnen uploaden voor je collega’s. Er zou geen smartphone zijn, zoals we die nu hebben, en dus ook geen stroom van notificaties die ’s nachts en in het weekend doorgaat. Toegegeven, we zouden niet zoveel tegelijk kunnen doen als nu, zoals het samen schrijven van een tekst of ontwerpen van een poster, maar in hoeverre doen we dat nu eigenlijk überhaupt? Hoe dan ook, we zouden bestanden heen en weer kunnen sturen. En als het nodig was om erover te praten, kon je de telefoon erbij pakken.

Het grote afwezige zou de constante stroom van live meetings zijn, vermoeiend om bij te wonen, nog vermoeiender om voor te zitten. Privéruimte zou privé blijven. Het zou niet nodig zijn je partner de kamer uit te sturen, of te zorgen dat je kinderen niet tegen je kunnen schreeuwen tijdens het gesprek. Je zou kunnen tegenwerpen dat dit zou zorgen voor een nog grotere berg e-mails. Maar dat weet ik zo net nog niet: ik krijg nu ook nog veel e-mails, om nog te zwijgen van alle Teams-meldingen en WhatsApp-berichten. Op z’n allerminst zou je de mails op je eigen tempo kunnen verwerken.

Inbellen was duur. Maar breedbandinternet kost ook geld, hoewel we het in het mondiale noorden als vanzelfsprekend zien. Wat dat betreft is het net elektriciteit. Verrassend genoeg zijn het juist de grote techbedrijven die internetverbinding niet als vanzelfsprekend zien. Een vriend van me, die bij Google werkt, vertelde me dat de Grote G de helft van zijn internetrekening betaalt. Vandaag de dag vindt welvaart plaats in de wereld van de corporaties. In het inbelscenario, daarentegen, zou de staat onze internetverbinding bekostigen. Omdat dat duur zou zijn, zou het niet langer van mensen verwacht worden om 8 of 10 uur per dag naar hun scherm te zitten staren. Het aantal werkuren zou dus omlaaggaan en we weten allemaal hoe noodzakelijk dat is.

Ik weet het: dit is een grove en onwaarschijnlijke voorstelling van zaken. Ik weet heus wel dat breedbandinternet in de medische zorg levens redt. En dat minder dan de helft van de wereldbevolking überhaupt toegang tot internet heeft. Besteed ook niet te veel aandacht aan de grappige titel van dit stuk. Het gaat me er niet om een anti-breedband, pro-ontgroei-betoog op te hangen, want dat zou belachelijk zijn. Mijn punt gaat niet over de technologie of infrastructuur zelf, maar over de maatschappelijke normen en machtsstructuren die in en rond deze technologieën samenvloeien. Je kunt me dus geen luddist noemen. Of, nou ja, dat kan wel, want dit is precies waar luddisten ook mee bezig waren. Veranderingen volgen elkaar in recordtempo op: het pandemische interregnum loopt op zijn einde en binnenkort zullen nieuwe normen vaste vorm krijgen. Bedrijven en onderwijsinstellingen zullen voorgoed overgaan op werk op afstand: de verwachting is dat de helft van de medewerkers van Facebook het komende decennium thuiswerkt. Twitter-baas Jack Dorsey heeft aangekondigd dat zijn medewerkers vanaf nu altijd thuis mogen werken. Aan Cambridge University worden alle hoorcolleges tot de zomervakantie van 2021 uitsluitend online gegeven. Er is nu misschien nog een beetje ruimte voor studenten en werknemers om inspraak te krijgen in wat dit in de praktijk gaat betekenen.

Als we niet alert blijven, zal andermans alertheid ons in zijn greep krijgen. We moeten de technologieën die we gebruiken en, nog belangrijker, de culturele normen daaromtrent, blijven bevragen. Het is waar dat innovatie onze levens- en werkomstandigheden kan verbeteren. Maar het kan ook nieuwe levens- en werkverwachtingen scheppen. En die zijn niet altijd te verkiezen boven de oude. Neem bijvoorbeeld huishoudelijke apparaten. Toen deze op de markt werden gebracht, was de belofte dat ze het werk van huisvrouwen sneller en efficiënter zouden maken, en zo voor meer vrije tijd zouden zorgen. Maar geschiedkundige Ruth Cowan heeft aangetoond dat tegenovergestelde gebeurde. De introductie van huishoudelijke apparaten tot effect had dat hygiëne-standaarden omhooggingen en gebruikers juist meer werk in de maag gesplitst kregen.

Breedbandinternet is er niet alleen om genetwerkte onmiddellijkheid en gelijktijdigheid te bewerkstelligen. Het heeft eraan bijgedragen, dat we verwachtingen hebben gevormd rond beschikbaarheid en aanwezigheid, waardoor het eens te meer lastiger is geworden voor werknemers om hun eigen werkritme en uiterlijke verschijning te bepalen (we kennen allemaal het archetype van de half-pyjama-half-pak-uitdossing). Telecommunicatie wordt in deze tijd gepresenteerd als een goedkope oplossing om werk autonomer te maken. Maar door de geldende maatschappelijk-technische normen is het lang niet zo bevrijdend als het zou kunnen zijn.

Welke rol hebben cultuurwerkers in dit alles? In zekere zin is hun werk net zo zeer gereduceerd tot ‘regelen’ als dat van alle andere werkenden tijdens de lockdown. Daarom wil ik meer nadruk leggen op het component ‘cultuur’, dan op het component ‘werkers’. We hebben namelijk een hele nieuwe cultuur van onlinegedrag nodig. Een cultuur die ongelijktijdigheid en modulaire interactie koestert. Die oog heeft voor de toenemende cognitieve lasten die verbonden zijn aan digitale bemiddeling. Een netiquette, zo je wilt, waarin aandachtige aanwezigheid centraal staat. We hoeven deze niet vanaf de grond opbouwen, maar kunnen voortbouwen op discussie over kalme technologie die al sinds 1996 gevoerd wordt.

Curator, schrijver (en dus cultuurwerker) Michelle Kasprzak heeft een spitsvondig Anti-Video Chat Manifest geschreven. Ze betoogt hierin: ‘DOWN with the tyranny of the lipstick and hairbrush ever beside the computer, to adjust your looks to fit expectations of looking “professional”’. Een goede illustratie van de problematische vermenging van technologische standaarden en maatschappelijke normen. Het is hoog tijd om (eens te meer) onder woorden te brengen wat communicatieve zelfbeschikking betekent, of zou moeten betekenen, en daarbij niet alleen het ‘nieuwe normaal’ voor ogen te hebben, maar ook het oude normaal waar we voor altijd vanaf willen.




Over Silvio Lorusso

Silvio Lorusso is een schrijver, kunstenaar en ontwerper, wonend en werkend in Rotterdam. Hij publiceerde in 2018 zijn eerste boek, getiteld 'ENTREPRECARIAT: Everyone Is an Entrepreneur. Nobody Is Safe.' Hij behaalde zijn Ph.D. in Ontwerpwetenschappen aan de Iuav Universiteit, Venetië. Lees meer op www.silviolorusso.com.


GERELATEERDE ITEMS