H

Wie betaalt de schrijver in de kunst?

Kunstschrijvers weten: kunstschrijvers zijn onderbetaald. Wat maakt fair practice in dit veld zo lastig? Waar loopt het systeem vast en wat kan er beter?

01/11/2022




In Nederland is het schrijven van publicaties voor gedrukte en digitale media met daarin je eigen gedachtegoed een van btw vrijgestelde activiteit.[1] Toen ik een vriend hierover vertelde, grapte ze: ‘Wauw, voor schrijvers is het nog slechter dan voor kunstenaars. De belastingdienst denkt dat je zo weinig verdient dat het niet eens de moeite neemt om je te belasten!’ Kunstschrijvers weten: kunstschrijvers worden onderbetaald. Maar gesprekken over dit onderwerp vinden alleen plaats op informele basis – tussen vrienden en collega’s, in cafés en sms’jes. Fair practice voor kunstschrijvers komt niet voor in publieke discussies. Daar hoop ik met dit artikel verandering in te brengen.

Om het onderwerp uit te lichten, heb ik het huidige systeem voor kunstschrijvers in Nederland onderzocht. Ik richt me daarbij op freelance schrijvers en hanteer een brede definitie van de term ‘kunstschrijver’: hieronder vallen kunstjournalisten bij dagbladen, schrijvers die bijdragen aan kunstbladen en schrijvers die werken aan content voor kunstinstituten. Kan een freelance kunstschrijver onder de huidige omstandigheden van het schrijven leven? Wat maakt fair practice in dit veld zo lastig te bereiken? Waar loopt het systeem vast en wat kunnen we beter inrichten? Mijn onderzoek toont een beeld van een systeem dat vraagt om kritische reflectie, transparantie en een beter financieringsbeleid.

De economie van schrijven over kunst

Laten we om te beginnen kijken naar de huidige tarieven voor een kunstschrijver bij Nederlandse en Vlaamse kranten en kunsttijdschriften. Rekto:Verso, een Vlaams blad, betaalt 2,5 cent per karakter (wat omgezet ongeveer 10 tot 20 cent per woord betekent) met een plafond van € 250 voor digitale stukken.[2] De Witte Raaf, een andere Vlaamse publicatie, gebruikt hetzelfde tarief. Het Parool, de Amsterdamse regionale krant, hanteert een tarief van € 150 voor een korte recensie (300 tot 450 woorden) van kunst, film en theater en € 220 van boeken. Voor langere stukken betaalt Het Parool € 0,22 per woord.[3] De Nederlandse nationale krant NRC betaalt een minimumtarief van € 150 per opdracht en een minimum woordtarief van € 0,37 voor beginnende journalisten.[4] Museumtijdschrift, een van de grootste kunsttijdschriften in Nederland betaalt € 0,37 per woord voor een gedrukt en € 200 voor een digitaal artikel. Metropolis M betaalt € 0,25 per woord voor bijdragen aan het gedrukte blad.[5]

Of je kunt leven van de hierboven genoemde tarieven hangt niet alleen af van de tarieven, maar ook van hoelang het duurt om een artikel te produceren en het aantal betaalde artikelen dat een freelance schrijver per maand aflevert. Vlotte schrijvers kunnen een korte recensie in een middag schrijven (hoewel ze ook tijd nodig hebben om de expositie of de film die ze recenseren te bezoeken). Aan de andere kant kan een lang artikel of essay weken werk kosten.

Ik zal dit artikel gebruiken als voorbeeld. De arbeid die ik hiervoor heb verricht was: het onderzoeken van literatuur en websites, redactionele overleggen met Platform BK, het afnemen van interviews, voorbereiding van die gesprekken, reizen naar de interviewlocaties, voeren van urenlange conversaties, en factchecken. Terug aan mijn bureau vat ik aantekeningen samen en destilleer ik daaruit de belangrijke punten – schrijven, redigeren, weer schrijven, nog eens redigeren, en een laatste keer schrijven. Het totaal aantal woorden van dit artikel is ongeveer 3.700 woorden (exclusief voetnoten). Ik heb er ongeveer 80 uur aan gewerkt (5 weken lang 16 uur per week).[6]

Een aantal alternatieve scenario’s: ik zou ongeveer € 580 ontvangen als dit artikel werd gepubliceerd in Rekto:Verso of De Witte Raaf en € 814 bij Het Parool. Bij de NRC zou ik op basis van het minimumtarief € 1.369 krijgen. Andere kunstpublicaties betalen iets hiertussenin of ongeveer hetzelfde. Is het mogelijk om onder de huidige condities genoeg te verdienen als freelance kunstschrijver? Niet echt. Je kunt leven van het schrijven als je 1) kunt schrijven voor een grote krant of groot tijdschrift en regelmatig opdrachten krijgt en/of 2) consistent financiering kunt aanvragen (en ontvangen) voor nieuwe projecten. Beide opties zijn op z’n zachtst gezegd lastig.

‘Fair practice’ en eerlijke honoraria

Terwijl deze cijfers een harde realiteit tonen, is er geen gebrek aan richtlijnen voor eerlijke beloning in de cultuursector. Het vaststellen van een richtlijn voor kunstenaarshonoraria heeft betaling aan kunstenaars verbeterd.[7] De Zaak Nu, de vereniging voor Nederlandse presentatie- en postacademische culturele instellingen, heeft een gids gepubliceerd voor curatoren en bemiddelaars met eerlijke tarieven voor zowel vaste als freelance functies.[8] DigiPACCT, een initiatief van Platform ACCT (Platform Arbeidsmarkt Culturele en Creatieve Toekomst), biedt verwijzingen naar cao’s in de culturele sector (zoals voor musea en kunstonderwijs) en een rekenmachine voor freelancers om redelijke tarieven voor hun werk in te schatten.[9]

Voor kunstschrijvers komt een nieuwe werkcode voor freelance journalisten, overeengekomen tussen de Nederlandse Vereniging van Journalisten (kortweg NVJ) en DPG Media, het bedrijf dat onder meer Het Parool en De Volkskrant bezit, het dichtst in de buurt van een richtlijn. In deze code hebben freelance journalisten die werken voor DPG het recht op een minimum uurloon van € 30 en indexatie van alle tarieven. De belangrijkste doelen van de werkcode zijn de ‘negatieve effecten van huidige marktwerking weg te nemen’ en ‘de [freelance] tarieven te koppelen aan de lonen volgens de cao’.[10]

De website van NVJ biedt freelancers, net als Platform ACCT, een rekenmachine om hun uurtarief te bepalen aan de hand van de cao voor het Uitgeverijbedrijf.[11],[12] NVJ adviseert dat freelance schrijvers meer zouden moeten worden betaald dan schrijvers met een salaris om sociale zekerheid en administratieve kosten te dekken.[13] Concreet betekent dit 150% van het loonbedrag (167% indien inclusief vakantiegeld).[14]

Hoewel de werkcode en de rekenmachine instructief zijn, hebben ze hun beperkingen. Ten eerste is het onduidelijk hoe de code zal worden toegepast. Hoewel de NVJ freelancers vraagt om het niet naleven van de code te rapporteren en volgend jaar een evaluatie uit zal voeren, is er geen garantie dat de code haar belofte waarmaakt. Sterker nog, toen ik met schrijvers en redacteuren sprak over de nieuwe werkcode, spraken de meesten hun twijfels uit over het nut ervan. Sommigen stelden dat soortgelijke vertalingsnormen in het verleden al bestonden maar niet consequent werden toegepast. Ten tweede is de werkcode alleen van toepassing op DPG Media. Er is geen overeenstemming bereikt met kunsttijdschriften of met Mediahuis, het bedrijf dat eigenaar is van NRC en De Telegraaf.[15]

Als laatste vereist de verschuiving van ‘per woord’ naar ‘per uur’ een herformulering van arbeid en leidt tot onduidelijkheden bij de implementatie van de werkcode. Een schrijfproject dat weken in beslag neemt wordt berekend per uur veel duurder dan volgens het tarief per woord. Hoewel deze berekening de onderliggende oneerlijkheid van huidige betalingsregelingen blootlegt, kan het onderhandelingen over vergoedingen voor schrijvers bemoeilijken. Hier is mijn poging om de NVJ-rekenmachine toe te passen op dit artikel: eerst bepaal ik mijn uurtarief, die € 34,84 zou zijn omgerekend aan de hand van cao-schaal 7. Dan bereken ik 80 declarabele uren voor dit artikel, zoals vastgesteld in de vorige paragraaf. Als ik de nummers vermenigvuldig, krijg ik een resultaat van € 2.787. Dit zou een eerlijke vergoeding zijn en komt overeen met wat ik in werkelijkheid ontvang voor dit artikel – dankzij steun van het Mondriaan Fonds.[16]

Waarom wordt er niet méér betaald voor publicaties?

‘Als kranten en tijdschriften betalen wat de NVJ voorstelt, kunnen veel kranten en tijdschriften denk ik niet meer worden gemaakt,’ zei Marina de Vries, hoofdredacteur van Museumtijdschrift. Als commercieel tijdschrift genereert Museumtijdschrift inkomsten uit reclame, abonnementen en verkoop. Het tijdschrift heeft voor het voortbestaan nooit een beroep gedaan op fondsen (behalve voor de Tentoonstellingsprijs, een apart programma dat het organiseert en dat wordt gefinancierd door het Prins Bernhard Cultuurfonds). Volgens De Vries wordt het tijdschrift ‘gemaakt voor de lezers’ en wordt er door hen voor betaald, wat het ‘financieel onafhankelijk’ maakt.[17] De omzetmarge die overblijft na productie- en bedrijfskosten is klein.[18] Ik vroeg De Vries wat prioriteit zou krijgen als de omzet van het blad zou stijgen, bijvoorbeeld door verkoop. ‘We zouden eerst een medewerker aan ons team toevoegen, en dan nadenken over de betaling van auteurs,’ zei de Vries, maar benadrukte dat het moeilijk zou zijn om het scenario dat ik voorstelde te realiseren.

Als stijging van de betaling van schrijvers voor een groot commercieel tijdschrift als laatste komt, is het niet moeilijk voor te stellen hoe het bij kleinere publicaties gaat. Na de bezuinigingen door Halbe Zijlstra in 2011 verloren kunsttijdschriften structurele subsidies. Zoals journalist Steffi Weber in 2013 in NRC schreef, werd verwacht dat alle kunstpublicaties volgens een commercieel model gerund zouden worden, terwijl de totale markt voor advertenties van kunstinstituten en abonnementen van kunstprofessionals kromp.[19] In 2014 concludeerde de criticus Roos van Put dat onafhankelijke kunsttijdschriften in wezen overleven dankzij ‘gepassioneerde vrijwilligers en enkele (bescheiden) betaalde medewerkers’.[20]

Als reactie op de bezuiniging, stapte Mister Motley, dat vroeger een gedrukt tijdschrift had, over op uitsluitend digitale publicatie.[21] Metropolis M verkleinde het team, waarbij het overgebleven personeel meer werk te doen kreeg. Volgens hoofdredacteur Domeniek Ruyters, kon het tijdschrift pas extra redacteuren op freelancebasis inhuren toen het blad meer inkomsten binnenhaalde met advertenties. In 2017 kwam er een einde aan het zogenaamde ‘verbod op overheidssubsidie voor kunsttijdschriften’.[22] In 2019 kwam via het Mondriaan Fonds enige subsidie vrij voor kunsttijdschriften.

Echter, ‘het financieringssysteem veranderde in 2021 bijna van de ene op de andere dag,’ zei Daniël Rovers, redacteur van De Witte Raaf. ‘Vanaf begin 2022 zijn deze fondsen er alleen voor aanvullende initiatieven en programma’s en niet voor operationele [kosten] (zoals de redactie van teksten, zonder welke een tijdschrift net zo goed een persoonlijke blog zou kunnen zijn) of productiekosten van de publicaties.’

In ons gesprek stelde Renée Steenbergen, freelance journalist en schrijver van boeken over cultuurbeleid, een goede vraag: ‘Waarom kunnen publicaties die geconfronteerd worden met bezuinigingen er niet voor kiezen om minder te produceren en [hun auteurs] meer te betalen?’ Toen ik deze vraag voor Domeniek Ruyters parafraseerde, antwoordde hij: ‘Integendeel, [in plaats van] minder te produceren toen de financiering wegviel, moesten we juist meer produceren om als tijdschrift te overleven.’

Dit verklaart de catch-22-situatie voor kleinere (en meer kritische) publicaties. Enerzijds wordt van hen verwacht dat ze een product voor de markt worden, vaak met een minimum aan personeel. Aan de andere kant moeten ze een stem behouden die niet volledig door de markt wordt bepaald. Hoewel ze cruciale platforms bieden die discussies over en middels kunst stimuleren, blijft het marktaandeel van deze publicaties klein. Hoewel ze tijdelijke en op projecten gebaseerde financiering ontvangen om nieuwe programma’s te ontwikkelen, heeft het budget geen invloed op de betaling van schrijvers – althans niet rechtstreeks.

Wie kan het zich veroorloven een kunstschrijver te zijn?

Dankzij mijn interviews ontdekte ik dat vrijwel alle freelance schrijvers er een tweede (en soms derde) baan naast hebben. Een schrijver doet bijvoorbeeld curatorieel onderzoek voor een museum. Een ander werkt aan subsidieaanvragen voor kunstenaars, wat € 50 per uur oplevert. Julia Steenhuisen, coördinator van de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek (PJKK) bevestigt deze constatering. ‘Voor degenen die werk inleveren voor de prijs lijkt kunstkritiek niet de belangrijkste focus te zijn. De meesten hebben een hybride baan als curator of docent.’ Deze situatie is niet nieuw. ‘In mijn ervaring als freelancer,’ zei Marina de Vries, nu hoofdredacteur van Museumtijdschrift, ‘is dat al zo sinds de jaren 90. Destijds was het niet ongebruikelijk dat een schrijver werd ondersteund door het inkomen van een partner.’

De PJKK, die in 2008 van start ging, is een tweejaarlijkse prijs voor wie kunstkritiek schrijft in de Nederlandse taal en niet ouder is dan 35, gesponsord door verschillende Nederlandse en Vlaamse kunstinstellingen en het Mondriaan Fonds. Hoewel de prijs jonge mensen probeert aan te moedigen zich in de arena van de kunstkritiek te begeven door een geldprijs van € 3.000 en opdrachten van haar mediapartners uit te reiken (waaronder bijvoorbeeld Het Parool en Metropolis M), blijven de langetermijnperspectieven voor kunstschrijvers mager.

In een intern onderzoek onder 28 ontvangers van de prijs tussen 2008 en 2018 waren de meesten het erover eens dat toekenning van de PJKK had geleid tot een toename van het aantal en de frequentie van opdrachten. Velen zeiden echter niet te weten of waren het er niet mee eens dat de prijs aanleiding gaf tot een hoger loon. ‘Als je er aan het einde van [deze schrijverscarrière] nog bent, krijg je misschien een redelijk bedrag. Een doctoraat leidt niet tot meer loon,’ zegt Renée Steenbergen. Naast haar freelance schrijfwerk voor NRC, waarvoor ze € 0,42 per woord krijgt, verdient Steenbergen de kost door boeken te schrijven, lezingen te geven en adviserende functies te vervullen bij culturele instellingen.

Gezien de verschillende richtlijnen die eerder in dit artikel werden genoemd, zou je denken dat het voor een ‘hybride’ schrijver mogelijk zou moeten zijn om dienovereenkomstig te rekenen: verwijzend naar De Zaak Nu als je schrijft voor kunstinstellingen en naar de NVJ-calculator als je schrijft voor kranten. De werkelijke situatie is echter ver verwijderd van de situatie die in de richtlijnen wordt beoogd: schrijvers ontvangen een laag tarief zonder veel onderhandelingsruimte.

In zijn essay ‘Nieuwe perspectieven voor kunstkritiek’ schetst freelance journalist Edo Dijksterhuis een de verslechterende arbeidsomstandigheden voor critici: met een afnemende kunstkritiek in kranten en tijdschriften en met gedrukte publicaties die met iedere generatie meer achterhaald lijken, hebben traditionele media critici vervangen door algemene verslaggevers en vast personeel door freelancers.[23] Kranten met winstoogmerk hebben geen belang bij het verhogen van het salaris van schrijvers. ‘Kranten zijn [bedrijven] geworden waar de winst in feite naar de aandeelhouders gaat,’ zegt Renée Steenbergen. ‘Toen ik in 1987 begon te werken, betaalden ze nog oké. Sindsdien is het echter steeds meer gedaald en nooit meer gestegen.’[24]

Een freelancer die een redelijk tarief wil vragen wordt geconfronteerd met gangbare onderbetaling. Als ze vragen stellen over hun betaling riskeren ze projecten te verliezen aan hen die lagere betaling accepteren. Dit roept een volgende vraag op: waarom accepteert een schrijver een lager tarief (of zelfs helemaal geen betaling)? Een schrijver die ik tijdens mijn interviews tegenkwam gaf een mogelijk antwoord. Thijs Lijster is professor aan de Rijksuniversiteit Groningen en ontving in 2010 de PJKK. Hij heeft veel geschreven over de rol van kunstkritiek/critici en de precaire arbeidsverhouding in de culturele sector.[25] Als academicus ontvangt hij zijn belangrijkste inkomsten van de universiteit. Tijdens ons gesprek zei hij half schertsend: ‘Mensen als ik verpesten de markt.’

Inderdaad, iedereen die het zich kan veroorloven om tegen een lage vergoeding of gratis te schrijven, draagt bij aan een markt die vijandig staat tegenover degenen die dat niet kunnen. In de kunsten overtuigen mensen vaak zichzelf en anderen ervan dat werken voor betaling niet zo belangrijk is als werken vanuit passie. Dit komt tot uitdrukking in uitspraken als ‘Werk omdat je het leuk vindt, niet omdat je rijk wil worden.’ Maar zonder eerlijke betaling – wat niet hetzelfde is als ‘rijk worden’ – leidt passie tot burn-outs, houdt (zelf)exploitatie in stand en verheerlijkt diegenen met voldoende privileges om gratis te blijven werken.[26]

Deze passie-retoriek wordt verder aangewakkerd door publicaties die zijn gebaseerd op gratis arbeid. Kunstlicht, een door vrijwilligers gerund academisch tijdschrift over kunst, visuele cultuur en architectuur, stelt bijvoorbeeld dat het tijdschrift ‘niet in staat is om een auteurshonorarium aan te bieden; tijd wordt gecompenseerd met tijd.’[27] Tubelight, dat vier keer per jaar in gedrukte vorm uitkomt (gratis verkrijgbaar in meer dan 200 galeries en kunstinstituten in Nederland) en een website onderhoudt, wordt ‘geheel zonder betaling gemaakt.’[28] Zelfs met de beste intenties rechtvaardigt de praktijk van gratis werken (zelf)uitbuiting en bemoeilijkt – of beter gezegd: verwatert – de discussie over eerlijke betaling.[29] Zolang deze cyclus aanhoudt en zolang genoeg mensen het idee internaliseren dat gratis werk acceptabel en zelfs gewenst is, zal het moeilijk zijn om fairness te bereiken en de onderhandelingspositie van freelance schrijvers te verbeteren.

Kunnen we met individuele subsidies lage betaling omzeilen?

Aangezien fair pay in de sector ontbreekt, zouden onafhankelijke schrijvers kunnen proberen subsidie te krijgen om hun inkomen aan te vullen. Momenteel komt dergelijke financiering uit twee bronnen die beide op projecten zijn gebaseerd. De eerste is de Curator-Beschouwerregeling van het Mondriaan Fonds, die ‘curatoren en beschouwers [noot van de schrijver: dit houdt ook kunstschrijvers in] ondersteunt die met nieuwe visies en verhalen een sleutelrol vervullen tussen kunst en erfgoed en publiek’ door maandelijks € 2.050 bij te dragen voor maximaal 12 maanden.[30]

De tweede bron is het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten (Fonds BJP), dat ‘individuele journalisten subsidieert voor artikelen, fotoreportages, longreads, journalistieke boeken/biografieën, en onderzoeksrapporten (tv, radio, online, print)’ met maximaal € 2.500 per maand.[31] (De regeling Kunst Media van Mondriaan Fonds, waar ik ondersteuning van heb ontvangen, was een tijdelijke regeling van laat 2021 tot vroeg 2022 voor projectvoorstellen van zowel individuen als platforms. Het is onduidelijk of/wanneer deze regeling weer gaat lopen en of het dezelfde vorm zal behouden.)[32]

Iedereen die ooit subsidie heeft aangevraagd weet dat het schrijven van een aanvraag een fulltime inspanning kan zijn met een onzekere uitkomst. Afgezien van het tijdrovende schrijfproces, vereisen de evaluatiecriteria van de fondsen aantoonbare ervaring. Het Mondriaan Fonds beoordeelt aanvragers op basis van ‘publicaties, tentoonstellingen, onderzoek en/of andere projecten’, en het Fonds BJP vraagt van de auteur/journalist ‘een contract voor het verhaal of boek dat in het Nederlands wordt gepubliceerd of uitgezonden.’[33]

Deze voorwaarden leveren een kip-en-ei-situatie op voor degenen die minder ervaren zijn. Bij het opbouwen van hun cv zoeken minder ervaren schrijvers naar publicatiemogelijkheden en komen ze opdrachten tegen op basis van gratis of onderbetaalde arbeid. Hier zien we in de realiteit een andere veelvoorkomende rechtvaardiging van gratis werken: dat het sociaal kapitaal oplevert – een betere reputatie, netwerk en toekomstige kansen – dat uiteindelijk kan leiden tot financiële compensatie. Gratis schrijven is niet per se de keuze van de schrijver, maar in het huidige systeem moeten ze meedoen met dit proces om toegang te krijgen tot financiering.

Conclusies: transparantie als professionele praktijk en financiering als gids voor een gezonde sector

Toen ik aan mijn onderzoek voor dit artikel begon, vielen mij de terugkerende discussies op over de toekomst van de kunstkritiek in Nederland.[34] Ik vind onderzoeker Ingrid Commandeurs samenvatting de beste uitleg:

De kritiek zelf migreert […] naar het internet en sociale media, naar zelf-gepubliceerde tijdschriften van kunstenaars, naar de toeschouwer, getuige het vervagen van de grenzen tussen professioneel en amateur, en last but not least naar de wildgroei aan symposia, publicaties, leesgroepen en discussiefora in de kunstwereld […] Als je vanuit een andere hoek kijkt naar [de diagnose van ‘de crisis in de kunstkritiek’] lijkt het opeens alsof er het nodige potentieel is…[35]

Terwijl mijn onderzoek vorderde zag ik schrijvers zich aanpassen aan hybride beroepen. Maar in plaats van het potentieel van kunstkritiek te vervullen – in vorm, inhoud en format – worden veel schrijvers hybride omdat ze het zich anders niet kunnen veroorloven om te schrijven. Grote kranten verdienen geld voor een aantal aandeelhouders, terwijl ze de beloning van freelancers over het hoofd zien. Onafhankelijke publicaties werken met zulke kleine marges dat ze de schrijvers niet kunnen betalen wat ze toekomt, ondanks dat ze zich bewust zijn van het probleem.

Als schrijvers kunnen we de ongebreidelde uitbuiting in het veld collectief aanvechten: noem het bij de naam, wees je bewust van de richtlijnen van het veld en wees transparant over de feitelijke betalings- en werkomstandigheden. Er waren verschillende rechtszaken nodig tussen DPG Media en freelance journalisten die het bedrijf beschuldigden van oneerlijke beloning voordat de onderhandelingen over de nieuwe werkcode werden afgerond. Maar we kunnen niet alleen vertrouwen op enkele dappere schrijvers die bereid zijn hun carrière op het spel te zetten.[36] ‘Er is een verbijsterend gebrek aan solidariteit tussen redacteuren in vaste dienst en hun vele freelance collega’s,’ zegt Renée Steenbergen. ‘Om effectief de freelancetarieven te veranderen, zullen ook degenen met een vast dienstverband moeten opstaan en [hun] freelance collega’s ondersteunen.’

Voor aspirant-schrijvers zou het cultiveren van niet-uitbuitende professionele praktijken moeten beginnen tijdens de educatie in kunst, kunstgeschiedenis en cultural studies. Een open brief van Platform BK aan kunstacademies roept op tot urgente veranderingen bij onderwijsinstellingen – vooral op het administratieve en bestuurlijke niveau – zodat studenten zich bewust worden van ‘hun professionele toekomst [en] hoe deze vorm te geven’.[37]

Maar hoewel schrijvers de problemen van gratis en onderbetaalde arbeid publiekelijk erkennen, ligt de verantwoordelijkheid voor het veranderen van het denken van markt of sector over eerlijke beloning niet bij het individu. Waar commerciële media en uitgeverijen kunnen functioneren door inkomen te genereren uit verkoop, hebben analytische en kritische content geen marktwaarde die de auteur eerlijk zou belonen. Dit roept een fundamentele vraag op: is kunstschrijven iets dat aan de markt kan worden overgelaten, zoals in de afgelopen tien jaar is gebeurd, of hebben sommige vormen van kunstschrijven een maatschappelijke waarde die overheidsfinanciering verdient om eerlijke beloning mogelijk te maken?

Als het gaat om de creatie van een eerlijke financieringsketen is overheidsfinanciering meer dan alleen financiële steun: het stuurt en vormt de gezondheid van de gehele sector. Een precedent waar publieke financiering een corrigerend effect had op fairness is het recente Experimenteerreglement Kunstenaarshonorarium, dat kunstinstellingen de mogelijkheid gaf om via het Mondriaan Fonds kunstenaarshonoraria aan te vragen en te verdelen. Zoals blijkt uit het evaluatierapport in opdracht van BKNL, maakt dit budget een eerlijke beloning van kunstenaars mogelijk, en is het cruciaal voor het in stand houden van fair practice.[38] In het geval van kunstschrijvers zijn publicaties het equivalent van wat kunstinstituten zijn voor kunstenaars. Daarom is een manier om eerlijke beloning voor schrijvers af te dwingen een deel van het budget te besteden aan de vergoeding van de kunstschrijver, die op publicatieniveau kan worden verdeeld.[39]

Kunstschrijvers worden in beslag genomen door hun precaire bestaan. Hoewel overheden en fondsen proberen fair pay voor iedereen in de culturele sector uit te dragen, blijft de implementatie ervan vaag. De markt zoals die nu is, is oneerlijk. Als alles aan de markt wordt overgelaten, zal het systeem gebaseerd op uitbuiting blijven zoals het is. Het simpelweg hebben van richtlijnen leidt niet tot de implementatie ervan. Zonder een geoormerkt budget bestaat fair pay alleen op papier.

*Dit bedrag is het schrijvershonorarium. Andere kosten, zoals redactie, vertaling en illustratie zijn hierin niet meegenomen.

Met dank aan alle schrijvers, redacteuren en coördinators die ik heb geraadpleegd voor hun genereuze bijdragen van tijd en inzichten: Alix de Massiac, Sandra Smets, Daniël Rovers, Julia Steenhuisen, Thijs Lijster, Jan Pieter Ekker, Zoë Dankert, Renée Steenbergen, Domeniek Ruyters en Marina de Vries.

Alle illustraties in deze tekst zijn gemaakt door Yuri Veerman.

Deze tekst is uit het Engels vertaald door Felix van der Vorst en Hannah Vernier.

Dit artikel is tot stand gekomen met steun van het Mondriaan Fonds.

 

Noten

[1] Zie: https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/zakelijk/btw/tarieven_en_vrijstellingen/vrijstellingen/vrijstelling_voor_componisten_schrijvers_cartoonisten_en_journalisten. Aangezien het artikel in het Engels is geschreven, worden citaten uit in het Nederlands geschreven teksten en artikelen door de auteur vertaald en geparafraseerd. Rechtstreekse citaten worden opgenomen met de originele tekst in de voetnoten.

[2] Zie: https://www.rektoverso.be/p/schrijf-voor-rekto-verso.

[3] Zoals bevestigd door Jan Pieter Ekker, hoofdredacteur van het kunst- en cultuurkatern van Het Parool, zijn alle bedragen per 1 juli 2022 met 2,9% verhoogd (geïndexeerd) en worden in maart 2023 weer met 2,3% verhoogd.

[4] Dit tarief werd gepubliceerd in een artikel van NRC over de recente onderhandelingen over honoraria voor freelance journalisten. Zie: https://www.nrc.nl/nieuws/2022/04/06/uitspraak-over-perstarieven-kan-begin-zijn-van-meer-zaken-a4108727.

[5] Behalve bij NRC worden de tarieven door de redacties van de betreffende publicaties bevestigd.

[6] Ik heb een meer conservatieve inschatting van de tijd gehanteerd. De uren die ik niet als factureerbaar meereken zijn onder andere algemene administratie (zoals het ordenen van bonnetjes van interviewreizen) en onderzoeks-, lees- en schrijftijd die uiteindelijk minder relevant blijkt te zijn voor dit specifieke onderwerp. Een ruimere schatting zou 95+ uur zijn.

[7] Zie: https://kunstenaarshonorarium.nl/. NB: het is de laatste jaren gebruikelijker geworden om kunstenaars te betalen met extra budget van de overheid. Meer hierover in het laatste deel van dit artikel.

[8] De richtlijnen zijn als PDF beschikbaar: https://www.dezaaknu.nl/downloads/220110_Richtlijn_functie_en_loongebouw_indexatie_1_jan_2022.pdf.

[9] Zie: https://www.digipacct.nl/cao-loon-naar-zzp-tarief/

[10] ‘De Werkcode is vooral bedoeld om de negatieve effecten van de huidige marktwerking weg te nemen. Daarnaast zullen door de koppeling van de tarieven aan de cao-lonen de freelancetarieven altijd meestijgen met de salarissen van journalisten in vaste dienst.’ Zie de FAQ over kwetsbare versus gevestigde freelancers: https://www.nvj.nl/themas/ondernemerschap/werkcode/veelgestelde-vragen-over-dpg-werkcode.

[11] Lees de details uit de cao Uitgeverijbedrijf: https://www.uitgeverijbedrijf.nl/cao/cao_ub_deel_2/pages/default.aspx?tab=0.

[12] Zie: https://www.nvj.nl/themas/ondernemerschap/tarief/nvj-tarievencalculator.

[13] Vergelijkbare adviezen om freelancers meer te betalen dan vaste banen zijn te vinden bij De Zaak Nu en Platform ACCT.

[14] Zie: https://www.nrc.nl/nieuws/2022/06/02/hogere-tarieven-voor-freelancejournalisten-bij-dpg-media-vanaf-juli-a4131309.

[15] Zie: https://www.nrc.nl/nieuws/2022/06/02/hogere-tarieven-voor-freelancejournalisten-bij-dpg-media-vanaf-juli-a4131309.

[16] Dit project, dat bestaat uit meerdere longreads over de ‘gaten’ in fair practice, is gefinancierd vanuit de tijdelijke regeling Kunst Media van het Mondriaan Fonds, dat voor 90% bijdroeg aan de projectkosten. Inclusief de contributie van Platform BK en na aftrek van onderzoeks- en reiskosten, ontving ik voor dit project uiteindelijk ongeveer € 6.600, wat neerkomt op € 2.200 tot € 3.300 per artikel.

[17] Volgens De Vries is het publiek van Museumtijdschrift ouder (d.w.z. met tijd en geld om musea te bezoeken) en bestaat uit meer vrouwen dan mannen.

[18] Het team van Museumtijdschrift bestaat uit twee fulltime redacteuren, een parttime webdesigner, een freelance artdirector en freelance schrijvers. Eén persoon van de uitgever van het tijdschrift, W Books, doet de marketing.

[19] ‘Bovendien treffen de bezuinigingen ook nog eens indirect de bladen: kunstinstellingen adverteren minder vaak nu zij getroffen zijn door de bezuinigingen. Ook abonnees, meestal beroepsmatig gelieerd aan de kunstwereld, krijgen minder inkomsten.’ Zie: https://www.nrc.nl/nieuws/2013/02/27/bezuinigingen-raken-kunstbladen-dubbel-hard-1213539-a84358.

[20] ‘Zonder gepassioneerde vrijwilligers en een paar (bescheiden) betaalde krachten zouden geen van deze bladen in de toekomst kunnen blijven bestaan.’ Roos van Put, ‘Vrijwilligers met passie houden cultuurbladen levend’. https://catalogus.boekman.nl/pub/P16-0044.pdf.

[21] Zie de ‘Geschiedenis’-pagina: https://www.mistermotley.nl/over-mister-motley/.

[22] Al zag een woordvoerder van het Mondriaan Fonds ten tijde van de bekendmaking in 2015 geen manier om budget vrij te maken om tijdschriften te ondersteunen. ‘Een woordvoerder: “In deze cultuurplanperiode is liefst 35 procent gekort op ons budget voor beeldende kunst en cultureel erfgoed. Op dit moment zien we niet hoe we geld voor tijdschriften kunnen vrijmaken.”’ Zie: https://www.nrc.nl/nieuws/2015/06/24/nederlandse-kunstbladen-inventief-1508085-a351055.

[23] Het artikel verscheen in Boekman Magazine 106, een nummer gericht op kunstkritiek. Lees meer op: https://www.boekman.nl/tijdschrift/boekman-106-de-nieuwe-kunstkritiek-2/.

[24] Steenbergen voegde hieraan toe: ‘Door het enorm aantal freelancers waarvan kranten afhankelijk zijn onder te betalen, ondermijnen ze hun eigen positie en schaden ze de onafhankelijke journalistiek.’

[25] Voor een overzicht van Thijs Lijsters boek over precaire arbeidsverhoudingen, Verenigt U!, zie dit interview uit 2020: https://www.theaterkrant.nl/nieuws/thijs-lijster-als-je-de-kunsten-nu-laat-verdorren-komen-ze-niet-zomaar-terug/.

[26] De podcastserie Werktitel van Alix de Massiac en Zoë Dankert illustreert de dominante uitbuiting en zelfuitbuiting in het culturele veld door middel van interviews. Aflevering 4 gaat specifiek over burn-out. Luister naar de afleveringen (of lees de Engelstalige transcripts): https://www.werktitel.org/.

[27] Kunstlicht is verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam en fungeert als autonome stichting. Zie: https://tijdschriftkunstlicht.nl/call-for-papers-failing-on-time-kunstlicht-vol-44-no-1/.

[28] ‘Tubelight komt geheel onbezoldigd tot stand.’ Zie: https://www.tubelight.nl/over-tubelight/.

[29] Thijs Lijster merkte over zulke ‘beste bedoelingen’ het volgende op: ‘[Mensen zoals ik die de markt verzieken] doen dat niet omdat we slecht zijn of zo, maar vaak juist omdat we sympathie hebben voor de erbarmelijke financiële omstandigheden waarin magazines en tijdschriften zich bevinden. Daarom zijn we bereid om lage of geen beloning te accepteren. Maar dit heeft natuurlijk de hier besproken negatieve bijwerking.’

[30] Zie: https://www.mondriaanfonds.nl/en/apply-for-a-grant/grants/curator-researcher/.

[31] Het maximumbedrag is afhankelijk van het soort subsidie. Zie: https://fondsbjp.nl/dutch-fund-for-journalism/.

[32] Zie: https://www.mondriaanfonds.nl/subsidie-aanvragen/regelingen/open-oproep-kunst-media/

[33] Zie voetnoten 23 en 24.

[34] Een zoekopdracht voor ‘kunstkritiek’ op de website van de Boekman Stichting levert recente discussies over dit onderwerp op, zoals een symposium in het Rijksmuseum en Boekmans eigen nummer 106 over kunstkritiek. Zie: https://www.boekman.nl/?s=kunstkritiek.

[35] Uit haar essay ‘The Beautiful Risk of Criticality’ in het boek Spaces of Criticism, onder redactie van Thijs Lijster, Suzana Milevska, Pascal Gielen, Ruth Sonderegger, gepubliceerd in 2015. Details: https://www.valiz.nl/publicaties/spaces-for-criticism.

[36] Zie nieuwsbericht in voetnoot 3. De journalisten zijn Ruud Rogier (persfotograaf) en Britt van Uem (journalist).

[37] Zie: https://www.platformbk.nl/en/graduates-of-art-academies-deserve-more-agency-over-their-future/.

[38] Verder verplicht het Mondriaan Fonds sinds 2021 instellingen die financiële steun ontvangen om de Fair Practice Code te implementeren, waaronder een eerlijke betaling voor kunstenaars. Lees hier het rapport van het Experimenteerreglement Kunstenaarshonorarium: https://bknl.nl/wp/wp-content/uploads/2021/11/Evaluatie-Richtlijn-en-Experimenteerreglement-Kunstenaarshonorarium-dd-25-juni-2021_corr.pdf.

[39] Natuurlijk gaat dit voorstel gepaard met complexiteit. Welke publicaties/platforms zouden dit budget bijvoorbeeld krijgen? Welke gevolgen heeft dit eventueel voor bestaande commerciële activiteiten? Zou dit ook de vergoeding verhogen voor auteurs die niet voor geld schrijven (bijvoorbeeld academici en curatoren met een vast contract)? Kan men een nieuw platform starten en zo een eerlijke beloning afdwingen? Vooralsnog is mijn voorstel het begin van een mogelijkheid en heeft het meer discussie nodig.




Over Jue Yang

Jue Yang is een kunstenaar, schrijver, filmmaker en criticus, werkend vanuit Rotterdam.


GERELATEERDE ITEMS