Anker doet zijn best om het economische nuttigheidsdenken dat het Nederlandse beleid kenmerkt – wat heb je er aan en wat schuift het – af te serveren, en dat siert hem. Helemaal mee eens. Sterker nog, zo’n perspectief op cultuur is wat mij betreft een van de eerste dingen die wij als leden van dit instituut zou moeten proberen te beïnvloeden, in de vorm die ieder van ons het best beheerst.
“Dat is cultuur: dat we naast de opwindende actualiteit, ook in andere tijdspannen kunnen en willen denken, die van een mensenleven om maar wat te noemen.”
Toch vind ik het, zeker in dit verband, nogal vreemd om geld als de oplossing voor een probleem te zien dat eerder maatschappelijk van aard is. Wil ik die 400 miljoen terug waar hij het over heeft? Graag, heel graag zelfs. Zal dat de zwakke positie van de kunsten verbeteren? Waarschijnlijk niet. Dat met name het experiment in de kunsten zwaar onder druk staat heeft weinig met de economische crisis te maken, al is het een handig en ook breed geaccepteerd excuus voor ongefundeerde bezuinigingen.
De werkelijke oorzaak is het ontbreken van een groter verhaal, een gedeeld verhaal, waarin kwaliteit en subtiliteit centraal staan, worden gevierd, waarin onderzoek, experiment en ook het onvermijdelijk falen dat daarbij hoort worden opgenomen als integraal onderdeel van leven, werken en vooruitgang. Dat verhaal begint op de kleuterschool, Jip en Janneke niet te na gesproken.
Dat is cultuur: dat we naast de opwindende actualiteit, ook in andere tijdspannen kunnen en willen denken, die van een mensenleven om maar wat te noemen. Ik zie daar het nut van in.
Vanuit zijn monnikencel verwoordt Anker prima wat de kunst is en kan zijn, en zelfs hoe belangrijk het is. Hij benoemt één cruciaal gegeven dat misschien wel de oorzaak van alle malaise is. Hij zet het volstrekt achterhaalde beeld in van de kunstenaar als zonderling, van iemand die de wereld ver van zich houdt om maar te kunnen scheppen. Door te stellen dat zelfs in eenzame opsluiting al genoeg werkelijkheid de wereld van de kunstenaar binnenkomt, schetst hij een karikatuur die lijnrecht tegen de praktijk indruist. Het maken en tonen van kunst wordt ten onrechte neergezet als een vorm van eenrichtingsverkeer. Het is een hardnekkig beeld dat in de perceptie van veel mensen leeft, wellicht bij gebrek aan alternatieve beelden, en zijn visie draagt daaraan bij. Het is een misvatting, want elk goed kunstwerk is per definitie geworteld in de werkelijkheid. Die werkelijkheid verlangt meer dan ooit van de maker dat hij of zij naar buiten stapt en een gesprek en/of samenwerking aangaat. De grap is, dat heel veel makers dat al lang met veel plezier en succes doen, maar dat het beeld van de seculiere monnik, met zijn eigen logica, op zijn eigen eiland, in al die tijd nauwelijks is bijgesteld. Dat kunnen we onszelf aanrekenen – we zijn het blijkbaar vergeten te vertellen.
“Sterker nog, zo’n perspectief op cultuur is wat mij betreft een van de eerste dingen die wij als leden van dit instituut zou moeten proberen te beïnvloeden”
Daar moeten we misschien iets rechtzetten, opdat de mensen buiten ons eigen werkveld begrijpen dat kunst onderdeel van het grote weefsel is, en geen eigen orde die los staat van de wereld eromheen. Kunst is geen in zichzelf besloten organisme, geen manifestatie van het vreemde: het laat ons juist datgene, dat wij menen te kennen, op een nieuwe manier zien en meemaken.
Barbara Visser, beeldend kunstenaar, lid Akademie van Kunsten
Amsterdam, 16 februari 2014
Barbara Visser, foto: Jussi Puikkonen