De regering Trump is begonnen aan het uitvoeren van haar beloftes uit de verkiezingsperiode en daarbij houdt ze zich aan haar woord. Bouwen van de muur aan de grens met Mexico, visa-intrekken voor burgers uit zeven Islamitische landen, doortrekken van controversiële oliepijpleidingen, opheffen van overheidsregulering van bedrijven, stopzetten van overheidssteun aan internationale instellingen die abortus ondersteunen, martelen van terreurverdachten en nog meer zijn allemaal binnen een week mogelijk gemaakt op bevel van de president.
De Nederlandse kiezer kan er iets van leren: het kan dus wel, politici die zich niet door het ambt laten overweldigen, maar zich gewoon aan hun woord houden. Die uitvoeren wat ze soms al jaren roepen, hoe haaks dat ook mag staan op maatschappelijke idealen of zelfs mensenrechten. Het rechtse segment van de kiezers in Nederland zou bij deze gedachte de vingers kunnen aflikken: de realistische mogelijkheid om binnenkort korte metten te maken met de linkse Gutmensch, die ’landverraders’ en hun ’islamitische handlangers’ die met behulp van de ’linkse media’ Nederland eigenhandig onherkenbaar gemaakt hebben. Allemaal weg – op welke wijze dan ook – dan kan Nederland eindelijk weer ‘normaal’ worden.
Met andere woorden: in de aankomende verkiezingen zijn er geen halve boodschappen meer of inzet voor een compromis. Van terughoudendheid of schaamte is geen sprake meer, klare taal en directe inspraak worden beloofd: Nederland voor de (hardwerkende, blanke) Nederlanders. Politiek rechts, dat nu voor een groot deel uit het vroegere midden bestaat, staat een sociale en economische agenda van uitsluiting voor: eigen ’normale’ volk eerst, en verder belastingverlagingen voor de rijken en het bedrijfsleven. Alle vormen van publieke aansturing bij sociale zekerheid, ziektekosten, onderwijs, milieubescherming, radio- en televisieomroepen en cultuur kunnen afgeschaft worden. Het zijn allemaal overbodige linkse hobby’s die de reinheit en ’normaliteit‘ van de Nederlandse identiteit ondergraven en het in standhouden van het Nederlandse belastingsparadijs in de weg staan.
En net als in Amerika, gaat in Nederland een beleid dat alles dat ’vreemd’ is uitsluit samen met een verdere en politiek gemotiveerde uitholling van het culturele landschap. Dit is onlangs ook weer gebleken toen de Tweede Kamer heeft besloten om cultuurprojecten in focuslanden Egypte, Libanon, Mali, Marokko, Rusland, Turkije en de Palestijnse gebieden per 1 januari 2017 stop te zetten. Dit naar aanleiding van een motie van de VVD, gesteund door 50PLUS, VVD, SGP, Christen- Unie, CDA en de PVV.i Het sentiment achter de maatregel is beangstigend hetzelfde als Trumps ‘America First policy’ waar vanuit nu specifieke landen zijn geselecteerd die als vijanden van ’onze normen en waarden’ worden gezien. Michiel van Veen (VVD) noemt de culturele projecten die nu zijn stopgezet ‘geldverspilling in landen die niets om onze cultuur geven’ en zet liever in op handelsmissies en staatsbezoeken van onze koning zodat het geld voor cultuur behouden wordt, ‘maar wel voor de Nederlandse cultuur.’ii Als de VVD weer aan de macht komt, is de generale repetitie voor een inreisverbod al geweest.
De holle retoriek van rechts bestaat uit het verdedigen van ’onze’ normen en waarden. Maar hoe kun je van een ’ons’ spreken als deze gebaseerd is op uitsluiting van alles dat als niet ’normaal’ gezien wordt? Zo wordt het steeds belangrijker dat iedereen kritisch stilstaat bij welke norm hier wordt nagestreven: is dat een plurale norm gebaseerd op de heterogene identiteit van mensen, of een hypothetische, idealistische norm waaraan iedereen zich behoort te spiegelen? De huidige politieke retoriek lijkt zich steeds meer te beroepen op de laatste, waarbij een specifieke groep Nederlanders bediend wordt van een (vals) gevoel van veiligheid en de rest, vrijwel per definitie groepen met een minder luide of erger een stelselmatig onderdrukte stem, het zelf maar moet uitzoeken.
In de VS worden nu onder de strijdkreet ‘resist’ acties gevoerd door en voor deze groepen en het behoud van een plurale, heterogene gemeenschapszin. Demonstraties, occupy-achtige bezettingen, petities, rechtszaken, allemaal volgens de spelregels van de parlementaire democratie en de rechtsstaat. De vraag is of deze acties kracht genoeg hebben om ook daadwerkelijk de regering te kunnen beïnvloeden, maar wat in ieder geval duidelijk is, is dat passiviteit en niets doen geen opties meer zijn. De neoliberale onttakeling van de verzorgingsstaat die al een paar decennia op gang is, nadert nu een voorlopig eindpunt en de volgende stap lijkt gezet te worden: de ontwrichting van de rechtsstaat. Dit gebeurt nu al in de VS en kan zich ook in Nederland en andere Europese landen voltrekken.iii Deze realistische situatie wordt nog teveel gebagatelliseerd omdat men vertrouwt op het Nederlandse systeem waarbij geen enkele partij alleen kan regeren. De ideeën van rechts zijn echter de afgelopen tijd al zodanig genormaliseerd, dat het compromis tussen politieke kleuren misschien wel niet meer gemaakt hoeft te worden. De PVV en daarmee xenofobie en een algehele intolerantie, heeft een grote voorsprong opgebouwd.
Ondanks deze onheilspellende vooruitzichten kunnen we het tij nog keren. Dat vereist echter een andere aanpak dan we nu van de progressieve politiek zien. Een radicaal progressieve agenda waarin fundamenteel andere prioriteiten worden gesteld dan de huidige gebaseerd op economisch gewin, identitaire profileringiv en andere vormen van ‘normalisering’. Geldlust en eenheidsworst leiden tot economische en sociale verarming en uitsluiting en zullen op den duur alleen veel grotere problemen veroorzaken dan ze poneren op te kunnen lossen. De oplossing moet te vinden zijn in een rigoureuze herverdeling van de rijkdom der aarde, oprechte viering van de verscheidenheid van elk individu, respect voor de levenswijzen van de ander en tolerantie gebaseerd op nieuwsgierigheid en kennis van de wereld. Juist vanuit de kunstwereld zou een pleidooi gehouden kunnen worden voor het omarmen van deze waarden. Diezelfde pluriformiteit en nieuwsgierigheid die wij als makers in het bedenken en maken van kunst hanteren, en diezelfde kritische nuance en kennis die wij verwachten en uitoefenen in het bespreken en discussiëren van kunst, zouden als voorbeelden kunnen dienen van een herdefiniëring van de waarden van onze samenleving.
Op die manier zou de kunstwereld een belangrijke rol kunnen innemen in het geven van een tegengeluid. Want het gaat nu niet om kunstenaarshonoraria, subsidies of het terugdraaien van bezuinigingen. Het gaat niet alleen om de belangen van kunst en kunstenaars. Het gaat om fundamentele veranderingen in de aard van onze maatschappij, aangezien officiële staatsorganen wetenschappelijk onderzoek, gezond verstand en andere overtuigingen naast zich neerleggen. We moeten voorkomen dat de maatschappij gebaseerd op angst en onwetendheid zich verder ontwikkelt. Als we geen maatschappij willen die steeds meer in zichzelf keert, onder het mom van veiligheid medemenselijkheid laat varen, stellen we daar solidariteit en rechtvaardigheid tegenover. Eenieder die geen maatschappij van uitsluiting wil, mag niet stil blijven. Dus als dezelfde machtsovername zich hier gaat afspelen als nu in de VS, zal de rol van de kunst dan die van collaborateur of van het verzet zijn?
Irene de Craen, Joram Kraaijeveld, Rune Peitersen februari 2017