Talentontwikkeling

De onderstaande tekst is geschreven door Jurgen Bey – Directeur Sandberg Instituut, Amsterdam – als inleiding voor Archaeology of the Future, een publieke paneldiscussie over de toekomst van talentontwikkeling binnen de beeldende kunst in Nederland. De discussie werd gemodereerd door Ann Demeester (Directeur De Appel) en Hendrik Folkerts (Curator Public Program Stedelijk Museum). De vraag was: Postacademische instellingen in Nederland kregen het in de afgelopen beleidsperiode zwaar te verduren. Hun bijdrage aan het artistieke ecosysteem in Nederland is onmisbaar. Wat zijn hun modellen voor de toekomst?
Talentontwikkeling
We hoeven ons geen zorgen te maken over talent in de kunst of over de kwaliteit van de kunstenaars. Zij zullen er altijd zijn.
De vraag is: ‘Waar zullen ze verblijven op hun weg van vragen, op weg om de werkelijkheid te bevatten?’. Kunstenaars zullen leven waar zij zich het best kunnen ontwikkelen. Het beste antwoord op de wereldse vraag: ‘Kun je ervan leven?’ is een meester van overleven te zijn en steeds richting de graal te graviteren. Een kunstberoep kan alleen gekozen worden uit volle overtuiging. Kunstenaars zullen altijd op zoek gaan naar plekken waar genoeg ruimte is voor nieuwe ontwikkelingen, omdat je niet weet hoe de toekomst eruit ziet en kunst zich wil bewegen naar de onzekerheid van het niet weten.
Vandaag spreek ik niet over wat er niet is, wel over wat er wel is – en wat wenselijk is. We kunnen natuurlijk bespreken dat er geld moet komen om voor allerlei zaken te zorgen, maar het vreemde hiervan is dat we ons bewegen naar een nieuwe wereld zoals er voor de gelovigen een periode is B.C. (Before Christ) is er ook en tijd van A.D. (Anno Domini). Als we werkelijk geloven dat op dit moment het gelijk aan onze kant staat dan zou er een tijd moeten zijn van B.E. (Before Economy) en A.E. (After Economy, het toeval wil dat het ook staat voor Astronomische Eenheid die vrijwel gelijk is aan de gemiddelde afstand tussen de Aarde en de Zon).
De vraag is: hoe draait de wereld als Economie de waarden van de wereld niet meer bepaalt, wat dan wel? Als jaarcijfers niet meer bepaald worden op basis van de A.E.X. index (de Amsterdam Exchange Index), maar op basis van de C.E.X. (de Cultureel Exchange Index).
Hoe gaat de wereld eruit zien als cultuur de maat is voor waardebepaling?
Voor de privatisering van de PTT was de eigen bedrijfscultuur van het postkantoor de maatstaf voor alle uitingen van het staatsbedrijf, en daarmee van het postkantoor, de postbode, de postzegel en de postbus.
De PTT was boodschapper van het leven met al haar instrumenten en haar eigen onderzoeksgebied, wat resulteerde in een eigen landschap. Het bedrijf is hiervoor geroemd en gevierd met als aanjager De Dienst Esthetische Vormgeving. In de film ‘De Noordelingen’ krijgt de posterij zelfs een eigen karakter. Postbode Plagge (Alex van Warmerdam), leest alle brieven en kent zo alle geheimen van de dorpsbewoners. Van Warmerdam schetst een hyperrealiteit die de werkelijkheid ontleedt door ze te ontdoen van alle schijn en door fictie in te zetten om het het landschap opnieuw op te bouwen.
Binnen een scenario van surrealisme kunnen alle disciplines elkaar ontmoeten op zoek naar oplossingen. Wat is er het eerst: het probleem of de oplossing? Aan welke kant van de vraag moet je beginnen en met welke middelen?
Op de dag dat de Post zich ging bemoeien met de economie kwam er een einde van alle schoonheden en dreigt de postbode te verdwijnen. De Dienst Esthetische Vormgeving bestaat niet meer. De zoektocht naar de cultuur van de post is veranderd in een cultuur van het reclameren van zogenaamde zekerheden en verzekeringen die gestoeld zijn op cijfers.
Ik ken geen 4-jarige meer die zijn moeder nog vertelt dat hij postbode wil worden. Eerder een rekenaar die goochelt met cijfers en kleine lettertjes tot het klopt, zodat de voorwaarden voor de wereld van sloten en de verzekeringen kunnen blijven groeien.
Wat ooit de weg naar de toekomst was: de brievenbus in de deur met een touwtje waarmee de deur door de bewoner vanaf boven geopend kon worden, is nu veranderd in de burcht die niet zeker weet of het allemaal goed komt.
Als we talentontwikkeling in ons midden willen houden dan moeten we opzoek gaan naar beschikbare middelen buiten de economie. Met andere disciplines een vertaling maken van een cultuurlandschap.
Landschapsdenken
Als je nadenkt over de kwaliteit van het landschap, is het voordeel dat je niet verzand in discussies over van wie het domein of eigen weg is.
Als je spreekt over het bos, is het voordeel dat het landschap al een vorm heeft waarin verschillende disciplines samenkomen. Geen van de groepen kan het landschap claimen, alleen in discussie gaan over de wijze van gebruik en ontwikkeling zonder te bepalen hoe de ander zich moet gedragen. Het landschap is een soort paralel universum waarin niemand hoeft te wachten .
Als je op dezelfde manier naar culturele plekken kijkt, dan zijn er nog publieke plekken die nog niet benoemd zijn en specifieke kwaliteiten bezitten.
Als je landschappelijke kwaliteiten benoemt, kan dat de weg open zetten om erachter te komen wat de platforms van toekomst zijn.
Als je nadenkt over de kwaliteit van het publieke domein in een tijd waarin het gemeenschappelijke belangrijk is, dan staat centraal wat die democratische plek eigenlijk is.
Als je deze vraag stelt vanuit een sociaal uitgangspunt, dan zou je uit kunnen komen bij het Tankstation.
Als je vanuit je gevoel redeneert, zou je denken dat hier het centrum van het kapitalisme ligt en de olie, waar alles om draait.
Als je het vanuit een sociaal aspect benadert, dan is het de enige plek waar iemand zijn Rolls Royce op 50 cm afstand parkeert van een gedeukt barrel, zonder zich ook maar iets af te vragen. Mensen die elkaar bij het tankstation ontmoeten, vragen zich nooit af wat de ander daar doet, omdat die plek van geen van beide is. Zo’n begroeting verloopt alsof je elkaar altijd tegen kan komen. Dit betekent dat we nog veel kunnen leren van een landschap dat zich gevormd heeft rondom een specifiek motief. De auto rijdt nu eenmaal niet zonder brandstof en een tankstation is blijkbaar een plek die niemand zich wil toe-eigenen. Het publieke domein telt nog veel gelegenheden om de maatschappij door elkaar te schudden om een vraagstuk interdisciplinair te kunnen benaderen.
Niet de waarde van het talent is bepalend, maar de vraag is: ‘waar ontmoet talent elkaar?’. In welke arena’s scherpt talent zich en welke vorm van publiceren, welk publiek hoort hierbij. Dit betekent dat we ons eerder moeten verhouden tot de wetenschap dan tot de economie. In ieder geval moeten we ons vrijmaken van de wereld van vrije tijd, die pas betekenis krijgt aan de hand van bezoekersaantallen en pas toegevoegde waarde doordat anderen hard werken.
Voor een stad is stadsontwikkeling het allerbelangrijkst. Op welke wijze kunnen we talentontwikkeling in de beeldende kunst hierin opnemen?
Moeten er naast broedplaatsen, in de naam ligt vooral het zitten, wachten en langzaam groeien besloten, niet andere, actievere vormen bedacht worden?
In een tijd waarin snelheid maar niet vertragen wil, ontmoetingsplaatsen bedenken als deeltjesversnellers. Hier ontstaat kennis juist door botsen, het debat wordt er gevoerd vanuit het weten om het niet weten te ontdekken.
Plaatsen waar de tijd versneld wordt zonder de dingen aan te raken bestaan in het dagelijks leven al. Een satelliet die langs een hemellichaam beweegt, valt even en versnelt zonder dat hij aangeraakt wordt. Als de bel  bij de ophaalbrug rinkelt versnelt iedereen zijn pas om zonder wachten aan de overkant te komen. Even versnelt de wereld om meer uit de dag te halen.
Als je wachtplekken grondiger ontleedt, kan duidelijk worden dat die juist gelegenheid bieden tot tijdwinst. Tot nu toe worden deze situaties vooral omgerekend geldverlies. Wat als ze in kaart brengt en vertaalt in uren oppassen, uren masseren, uren rekenen, uren tekenen, uren praten en misschien wel onderzoek naar wetten en weten. Wat als niet de activiteiten een plek krijgen, maar juist de vragen? De stad kan haar vraagstukken aan lege plaatsen verbinden en het beheer aan de verschillende disciplines overlaten. Door kennisuitwisseling komen zij samen binnen een gestelde tijd tot een oplossing.
Archeology of the future
Hoe kun je beginnen door in de toekomst te gaan staan en dan archeologisch terug te redeneren, zodat je vanuit de toekomst uitkomt bij het nu – en daarmee een weg hebt voorbereid richting toekomst. Als er één discipline is waarin dat kan, dan is het de wereld van de Schoone Kunsten met zijn sub disciplines als fictie, docudrama en science fiction.
Niks is heerlijker dan eerst de contouren van een toekomstige situatie te maken om vervolgens in die wereld te leven en zo de werkelijkheid vanuit fictie te beleven. Het fijne ervan is dat de wereld ontstaat in het hoofd.
Een modelwereld gebouwd vanuit het hoofd door fictieve bouwvakkers die werken bij een fictieve baas die in gesprek raakt met de fictieve bank. Eindelijk een wereld die zich niet alleen ontwikkelt vanuit cijfers, maar die de taal aan haar zijde heeft om deze fictieve wereld te verbeelden. Geen wereld die zonder wetten en regels groeit, maar de geloofwaardigheid laat groeien in dezelfde tijd dat je in deze wereld leeft. De politiek die een uitspraak doet over cultuur door zich in dienst van het debat, in een literaire taal overtuigt van de gewenste weg. Een open boek waarin je het eerst in slaap gepraat wordt door de politiek en de volgende dag weer vol moed begint. Niet het antwoord wordt verkondigd, maar de weg naar het nieuwe landschap.
Een woord een woord een Dada een Dada.
 
Jurgen Bey sprak deze tekst uit in het kader van Amsterdam Art Weekend werd “Archaeology of the Future” georganiseerd door de Appel Arts Centre op 1 december in Amsterdam.
Illustratie: The Things We Are
 

09/12/2013







Over Jurgen Bey




GERELATEERDE ITEMS