“Wat hierin bindt is de kritiek op het neoliberalisme: de gedeelde ruimte die geprivatiseerd wordt en daarmee afkalft.”
In Turkije werd de opstand getriggerd door de plannen voor het Taksimplein en Gezipark waarbij de bomen plaats moeten maken voor een moskee en een operagebouw. En er zijn plannen voor de bouw van een shoppingmall waarvan Istanbul er al vele heeft. Premier Erdogan wil er bovendien een replica neerzetten van de in 1940 vernietigde Ottomaanse barakken, de plek waar in 1909 een mislukte coup werd begonnen door shariagezinde officieren. Het Taksimplein van nu staat symbool voor de Turkse seculiere en progressieve burger: de 1 mei-manifestaties en Gay Pride Istanbul vinden er plaats, en er staat een monument ter viering van de oprichting van de moderne Turkse staat.
De plannen van Erdogan worden gezien als culturele restauratie van de islamitische Ottomaanse tijd en een afbouw van de seculiere staat. Deze restauratie gaat hand in hand met een omarming van het neoliberalisme: een verregaande privatisering en de bouw van megaprojecten in praktijken waarover veel klachten van cliëntelisme en corruptie klinken. De weerstand hiertegen wordt nog extra gevoed door maatregelen die ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer: aanscherping van de abortuswetgeving en restricties op alcoholgebruik. Gepaard met zijn autoritaire wijze van optreden komt daardoor nu een groot deel van de bevolking – zowel traditioneel links als seculier nationalistisch – tegen Erdogan in opstand. Ook van moslimzijde wordt kritiek uitgeoefend op het politieke tekort van Erdogan.
Inzet van het brede verzet zijn het principe van democratische grondbeginselen, een rechtvaardige rechtsstaat en inspraak in de gedeelde publieke ruimte.
De betogingen verlopen bijna zonder uitzondering vreedzaam. Het hardhandige optreden van de politie lokt als reactie geweld uit. Het beeld van de publieke ruimte als politieke arena wordt mooi opgeroepen door de voortdurende bezetting van Gezipark en het Taksimplein: nadat deze weer geruimd zijn door de politie en ordetroepen manifesteren er zich opnieuw demonstranten en betrokkenen. De laatste uitingsvorm is de ‘standing man’, een louter aanwezig zijn in de openbare ruimte. Een kat-en-muisspel om de gedeelde ruimte.
Er zijn nogal wat Nederlandse rapporteurs die de gebeurtenissen ter plekke verslaan. Kunstenaars zoals Jerome Symons, Lidwien van de Ven en Martinus Benders doen live verslag evenals andere betrokkenen uit het kunstveld zoals Defne Ayass, directeur van Witte de With in Rotterdam en Charles Esche van het Van Abbemuseum, Eindhoven. Het tekent de internationalisering van betrokkenheid en de globalisering van de politieke sentimenten.
Ook de macht van de sociale media wordt duidelijk: de informatie wordt instantaan globaal verspreid waarmee de druk op de politieke machthebbers vergroot wordt. Niet voor niets rept Erdogans regering nu van buitenlandse inmenging. Het meest kwalijke is dat alle tegenkrachten als terrorist worden bestempeld, het klassieke machtsmiddel om alle onwelgevallige stemmen buiten de rechtsorde te plaatsen, buiten de democratische dialoog.
In het pamflet wordt gewezen op de druk die vanuit de Turkse overheid op culturele actoren en instituties wordt uitgeoefend.”
Er zou nog veel harder opgeroepen moeten worden om deze farce door te prikken, en ze te ontmaskeren voor wat ze is: een poging de bange nationale sentimenten te mobiliseren in een repressief cordon sanitair dat dient om de kritiek te doen verstommen.
L’Internationale, een samenwerkingsverband tussen verschillende Europese musea, heeft in zijn eerste pamflet de Turkse regering opgeroepen tot dialoog in plaats van repressie in reactie op de aanhoudende protesten. L’Internationale is opgericht om verbinding in een transformerend Europa te bevorderen en de plaats van de culturele platforms (de musea) daarbinnen te herdefiniëren. Musea uit het oude West-Europa, uit het nieuwe Oost-Europa, en uit Turkije stellen zich gezamenlijk ten doel deze reconfiguratie te onderzoeken en vorm te geven. In het pamflet wordt gewezen op de druk die vanuit de Turkse overheid op culturele actoren en instituties wordt uitgeoefend. Net als andere critici van de Turkse overheid wordt de kunstwereld gekortwiekt en retorisch in het kamp van de vijand van het Turkse volk geschaard. Terwijl de artistieke ruimte in het pamflet wordt omschreven als de ruimte bij uitstek “waarin sociale, politieke en culturele verschillen verkend kunnen worden en vreedzaam, met respect voor tegenstrijdige meningen uitgewisseld kunnen worden”.
Als specialisten van de gedeelde culturele ruimte heeft L’Internationale niet alleen de juiste definitie voor de artistieke ruimte neergelegd, het is ook de juiste definitie voor de gedeelde politieke en sociale ruimte. Dit is inderdaad de ruimte die verdedigd dient te worden, hetgeen nu in verschillende plaatsen en regio’s plaatsvindt. Turkije kan een kruispunt worden voor deze verschillende bewegingen die eenzelfde eis voorleggen: meer tolerantie, beter bestuur en meer inspraak. Meer gedeelde ruimte.