C

WW#14 Appels en peren

Het voortijdige ontslag bij de Appel van directeur Lorenzo Benedetti komt als een donderslag bij heldere hemel. ‘Het bestuur van de Appel heeft afgelopen maandag [14.09.2015] besloten de samenwerking met directeur Lorenzo Benedetti te beëindigen uit onvrede over de wijze waarop hij leiding gaf aan het instituut in voorbereiding op het komende kunstenplan’.i Op de website van de Volkskrant legt bestuursvoorzitter Alexandra van Huffelen uit dat de Appel de afgelopen tijd een leider heeft gemist. Van Huffelen vertelt dat de Appel grote ambities heeft en daarvoor voorbeelden ziet in Palais de Tokyo in Parijs en The Serpentine Galleries in Londen. Het zou Benedetti niet aan artistiek talent, maar wel aan een dergelijke toekomstvisie ontbreken, aldus Van Huffelen.ii Verder valt uit andere berichten op te maken dat Benedetti niet zo’n goede relatie zou hebben met de lokale politiek en andere instellingen.

21/09/2015




Nu moet er op korte termijn worden gezocht naar een nieuwe artistiek directeur en is er het ambigue bericht dat met ‘een extern adviseur’ zal worden samengewerkt bij het voorbereiden van het nieuwe beleidsplan.iii  De eerste reacties op internet en social media bestaan veelal uit steunbetuigingen voor Benedetti gepaard gaand met onbegrip en onvrede over het optreden van het bestuur. Op de website van Metropolis M schrijft Domeniek Ruyters een lofzang op de curator waarin hij de vele zeldzame talenten van Benedetti omschrijft.iv Het groeiend aantal reacties op de website, vooral van kunstenaars en mensen die met hem hebben gewerkt, onderstreept deze mening. Dus wat is hier dan aan de hand? Als buitenstaander is het logischerwijs niet inzichtelijk welke andere zaken er eventueel vooraf zijn gegaan aan het ontslag, maar het algehele signaal is duidelijk: de Appel zoekt geen directeur met een sterk artistieke visie, het zoekt een manager van het bedrijf de Appel.

Illustratie: Yuri Veerman

Helaas is het ontslag helemaal niet zo verrassend. De beslissing van het bestuur van de Appel is de volgende in een lange reeks van ontwikkelingen richting een managementcultuur in de culturele sector. Een evident symptoom hiervan is in dit geval het bestuur zelf: de bestuursvoorzitter van de Appel is op de eerste plaats algemeen directeur bij het GVB Amsterdam en op haar eigen LinkedIn pagina wordt haar positie bij de Appel zelfs helemaal niet eens genoemd. Ook twee andere bestuursleden voeren hun primaire werkzaamheden uit in hele andere sectoren dan die van de beeldende kunst, en een beeldend kunstenaar in het bestuur ontbreekt.
Hoe kan dat vraagt u? We hebben de ontplooiing van deze situatie de laatste jaren zelf met lede ogen aangezien: kunstenaars moeten ondernemers zijn, instellingen dienen meer eigen inkomsten te genereren, meer draagvlak bij het publiek, betere lokale binding enzovoort enzovoort. Hier niet aan voldoen kan het einde betekenen van een instelling: want wie het niet redt in het neoliberale marktmodel, is zijn bestaansrecht immers niet waard. Gezien vanuit de politieke richting die ons land de laatste jaren heeft gekozen, is de samenstelling van het bestuur volkomen logisch. En misschien is het begin van deze koers zelfs tot verder terug in de tijd te brengen. In 2011 schrijft Camiel van Winkel in het protestnummer van Metropolis M dat als reactie op de bezuinigingen is uitgegeven in zijn artikel ‘Wat is er misgegaan’ dat de kunstwereld in de jaren negentig al de fout is ingegaan door ‘weer te beginnen over de maatschappelijke relevantie van de kunst. Daarmee heeft ze de huidige politieke afrekening in wezen over zichzelf afgeroepen. Door de autonomie van de kunst taboe te verklaren, heeft de kunst zich overgeleverd aan de politiek’. v  De ontwikkeling is dus al enige jaren gaande, maar de gevolgen ervan beginnen nu toch wel steeds schrijnender te worden.

‘Door de autonomie van de kunst taboe te verklaren, heeft de kunst zich overgeleverd aan de politiek’
Wijbrand Schaap constateert onlangs in een artikel op de website van het Cultureel Persbureau dat er de laatste tijd opvallend veel vacatures zijn in de culturele sector die vragen om een ‘zakelijk leider’. De zakelijk leiders die al langer hun functie bekleden, zijn volgens Schaap opgebrand en de relatie met hun artistieke collega’s staat op scherp. Door de regelzucht van de regering is er geen vrijheid voor de artistiek directeur, en moet de zakelijk leider te vaak, te hard optreden.vi Schaaps betoog spitst zich toe op de podiumkunsten, maar precies eenzelfde situatie is in de beeldende kunstsector sinds geruime tijd schering en inslag. Ook hier lijken, in ieder geval op het niveau van de gesubsidieerde instellingen, alle vormen van flexibiliteit en spontaniteit tot het verleden te behoren. Lorenzo Benedetti wordt vergeleken met geroemde curatoren van weleer die een eigen artistieke visie hadden en daarmee de voorhoede van de kunst in Nederland vormden. Maar de bewegingsvrijheid die zij genoten bestaat niet meer en het vooruitstrevende leiderschap van instellingen waar uiteindelijk de hele sector profijt van heeft, is daarmee ten onder gegaan. Er is geen plek meer voor de eigenzinnige artistiek leiders die samen met kunstenaars in de voorhoede van de beeldende kunst opereren. Wat deze ontwikkelingen en het ontslag van Benedetti duidelijk maken is dat de bestaande functies en rollen opnieuw gedefinieerd moeten worden. De vraag is wat de positie van een artistiek directeur in deze nieuwe realiteit inhoudt. Is er nog plek voor artistieke visie, of is dit geheel secundair geworden aan de kwaliteiten van een manager?

Het rendementsdenken van politiek Den Haag is ondertussen volledig geïntegreerd in de culturele sector. Het voortbestaan van een instelling staat in directe relatie tot hoeveel geld het weet binnen te halen, wat weer in direct verband staat met het aantal bezoekers dat het weet te trekken, media-aandacht het weet te genereren en anderszins ‘draagvlak’ weet te vinden. Het gevolg hiervan is dat de directie bijna uitsluitend met deze externe eisen bezig is, wat inhoudt dat er veel minder tijd is om de dingen te ontwikkelen waarvoor je dat publiek wilt bereiken en die media-aandacht kan krijgen. De kerntaken van een instelling zijn dus bijzaak geworden, en de bijzaken hoofdzaak. Het vinden van financiers moet steeds vaker via private wegen maar gaat meestal nog steeds via de publieke fondsen. Deze zoektocht behelst in steeds mindere mate het overbrengen van een concept waarbinnen de kunstenaars met vertrouwen hun ideeën mogen uitwerken. In plaats daarvan bestaat het schrijven van een subsidieaanvraag uit het formuleren van een verkapt bedrijfsplan, inclusief USP’s (Unique Selling Points), SWOT-analyses (sterkte-zwakteanalyses) en joint ventures (samenwerkingen). In dit klimaat is het dan ook helemaal niet zo’n vreemde beslissing om de directie te laten bijstaan door mensen die expertise hebben op het gebied van management en bedrijfsvoering. Wanneer de balans geheel uit het lood slaat en ook het bestuur de bedrijfsvoering als hoofdzaak gaat zien daalt de waardering van artistiek inzicht tot een absoluut dieptepunt.

Je zou zeggen dat de relatief nieuwe functie van zakelijk leider binnen de culturele sector in het gat moet springen van de kennis en kwaliteiten die niet inherent zijn aan een artistiek leider. Door de ontwikkeling van de managementcultuur zijn er de laatste jaren voor een directeur van een kunstinstelling alleen maar meer taken bijgekomen, en wanneer een zakelijk leider een deel van die taken kan overnemen, kan de artistieke leiding zich richten op de kerntaken van de instelling. Dat lijkt mij in ieder geval de gedachte achter de splitsing in zakelijk en artistiek. Maar de realiteit toont dat het aanstellen van een zakelijk leider vaak slechts gedaan wordt om de politiek tegemoet te komen, zonder dat er een duidelijke rolverdeling tussen de twee functies is. Het gevolg is een situatie waarbij iedere instelling zijn eigen balans zoekt – sommige met meer succes dan anderen. Vreemd genoeg, is het de artistiek directeur die uiteindelijk op kunstinhoudelijke gronden verantwoordelijk gehouden wordt voor alle activiteiten van de instelling.
De managementcultuur brengt, behalve meer werk en de verbanning van de artistieke intelligentsia, andere gevolgen met zich mee. Naar verzoek van de regering, en in lijn met het runnen van een bedrijf, is er een steeds grotere focus op de cijfers, meetbaarheid en kwantitatieve resultaten van een instelling. Ook deze moeten bij het indienen van een subsidieaanvraag en bij de verantwoording netjes worden ingevuld. Bij een aanvraag bij het Mondriaan Fonds is een hele pagina bestemd voor de cijfers die voor het ministerie van OC&W bestemd zijn, naar de inhoudelijke kant van de aanvraag vraagt het ministerie niet. Er wordt over kunst gedacht in termen van vraag en aanbod, en een directeur moet deze goed met elkaar weten te matchen. Of het überhaupt de taak is van de kunst om een groot publiek te trekken, is al langer punt van discussie.vii Punt is dat het, net als het vinden van financiering, nooit een doel op zich mag zijn.

De gevolgen van deze optelsom van ontwikkelingen naar een managementcultuur zijn ernstig en zullen alleen maar verder toenemen. Door de verschuiving van de focus van artistiek inhoudelijke zaken naar alles wat voorheen bijzaak was, stagneert de ontwikkeling van beeldende kunst in het bijzonder en cultuur in het algemeen. Wellicht in eerste instantie op een manier die vooral merkbaar is voor de actieve deelnemers in de sector, maar op de lange termijn ook voor het grote publiek dat de politiek nu zo graag wil bevredigen met populistische maatregelen.

In het geval van de Appel is het gemakkelijk om naar het bestuur te kijken en de schuld bij hen te leggen van wat in de kunstwereld nu al gezien lijkt te worden als een misstap. Maar het ontslag van Benedetti staat niet op zichzelf. Het is denkbaar dat het ontslag en de richting die de Appel daarmee op wil gaan, inderdaad de enige manier is om de instelling in zijn huidige vorm voor de toekomst te behouden. Dit zou dan het ultieme resultaat zijn van hoe de culturele sector de laatste jaren de directe uitvoerder van het regeringsbeleid is geworden. U vraagt, wij draaien. Alle eigenheid en artistieke intuïtie verdwijnt tussen het schrijven van bedrijfsplannen, sterkte-zwakteanalyses en het definiëren van USP’s. In dat geval is het nog veel erger gesteld dan dat het nu lijkt: het zou betekenen dat een instelling als de Appel, met zijn geschiedenis waar we als land trots op mogen zijn, niet meer door de sector zelf gerund kan worden en dat de kunst dus compleet buitenspel is gezet.

Ik hoop dat het niet zo ver is, nog niet in ieder geval. Maar het schept wel een beeld van een situatie, huidig of nabij toekomstig, waarin maar weinig positiefs te bespeuren valt. Is er nog iets dat het tij nog enigszins kan keren? Of is iedere vorm van protest, van het weigeren van denken in termen van rendement, draagkracht, vraag en aanbod, per definitie zelfmoord in deze marktgedreven tijden? Ik denk dat we op het punt zijn beland om te realiseren dat het doel de middelen niet heiligt. Zeker niet wanneer die middelen het doel overschaduwen en in verloop van tijd het doel op zich worden. Wellicht is het zelfs niet de tijd om ambitieus te zijn, hoewel het de culturele sector eigen is altijd te dromen. Zeker niet wanneer de ambitie ten koste gaat van datgene dat in de loop van vele jaren is opgebouwd en niet meer terugkomt als de ambitie het eenmaal heeft verbannen.

Cruciaal is dat de functies en takenpakketten waaruit de kunstwereld is opgemaakt, opnieuw onder de loep worden genomen. Ik ben erg benieuwd naar de omschrijving van het profiel voor de volgende directeur van de Appel, en ik hoop dat voordat het bestuur dat profiel samenstelt, ze nog eens kijkt naar de functie en rolverdeling van zichzelf en de zakelijk leider. Want als een uitstekend curator die tentoonstellingen maakt op het scherp van de snede en een uitstekende binding heeft met kunstenaars en andere professionals uit het veld, niet is wat je zoekt, wat wil je dan wel?

i http://metropolism.com/fresh-signals/lorenzo-benedetti-weg-bij-de-app/
ii http://www.volkskrant.nl/binnenland/kunstcentrum-de-appel-ontslaat-directeur-benedetti~a4144295/?utm_source=facebook&utm_medium=social&utm_content=free&utm_campaign=shared+content&hash=919deb7f9902d124b5aacd38f29ed1f7d12a47d4
iii http://metropolism.com/fresh-signals/lorenzo-benedetti-weg-bij-de-app/
iv http://metropolism.com/opinion/witte-raaf/
v Winkel, Camiel van. ‘Wat er is misgegaan’ Metropolis M (nr.4 2011): 29.
vi Schaap, Wijbrand. ‘Regelzucht van wantrouwige overheid treft creatieve sector in het hart’ Cultuurpers. 8 september 2015. http://www.cultureelpersbureau.nl/2015/09/regelzucht-wantrouwige-overheid-treft-creatieve-sector-hart/



Over Irene De Craen

Irene de Craen (1980) is freelance schrijver, curator en theoriedocent aan de Gerrit Rietveld Academie. Zij was onder andere redacteur voor Tubelight en Mister Motley en schrijft nu regelmatig voor Metropolis M, Mister Motley en Frieze. Daarnaast maakt zij deel uit van FATFORM en is ze bestuurslid van Stichting FLAT. Sinds 2015 is Irene bestuurslid van Platform BK.


GERELATEERDE ITEMS